Kenmerk van de familie: dubbele rugvin. |
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Atherinidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1907 door J. Pellegrin als Bedotia geayi in
"Bulletin Museum", Paris 1907 (205). |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: bedot-vis; bedotia. |
|
MAXIMALE GROOTTE: 15 cm. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID:vrouwtjes ietwat kleiner, vollere buik, ze zijn even mooi
gekleurd als de man. De staartvin van de man is gewoonlijk afgezoomd met een rode band. Deze band hebben de
vrouwtjes nooit! Maar er zijn ook mannen die deze rode zoom niet bezitten. |
|
HOUDBAARHEID: niet zo gemakkelijk. Soms treedt er een massale
sterfte op, zonder één enkele aanduiding van ziekte! Ze houden van veel waterverversing en
aquaria met een grote zwemruimte. Als ze aangepast zijn aan het aquarium kunnen ze zeer oud worden. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
kweek |
Zuurtegraad pH |
|
7 |
7 |
Totale hardheid °DH |
|
10 - 12 |
10 |
Temperatuur °C |
|
23 |
25 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Afrika, het eiland Madagascar - verspreid over het
gehele land. |
|
|
|
BIOTOOP: zeer eigenaardig voor deze vis zijn de verschillende biotopen waarin hij
gevonden wordt. Zowel in het gebergte (lagere temperaturen en zuiver zoet water) als in laagvlakten (hogere
temperatuur en hoger zoutgehalte) dus ook in verschillende zuurgraad en hardheid van het water. |
|
GEDRAG: vredelievende soort, kan in ieder groot aquarium gehouden worden.
Scholenvis, snelle zwemmer. |
Opletten voor verrotting. |
VOEDSEL: levend en droogvoer worden genomen. Veel afwisseling, alleen voedsel dat
aan de oppervlakte drijft (insecten) wordt genomen. Voedsel dat op de bodem ligt wordt nooit genomen. Groenvoer
(spinazie en sla) mag niet vergeten worden. |
Het voeren kan tijdens de kweek gewoon voortgezet worden.
|
KWEEK: eigenlijk niet moeilijk, alhoewel de opfok der jongen niet zo gemakkelijk
is. Grote kweekbak (min. 80 cm) zandbodem, randbeplanting, kraanwater, grote zwemruimte. Het zijn vissen die
geen bepaalde afzetperiode hebben, ze zetten permanent eitjes af, zonder een rustperiode. De eitjes blijven in
het fijne groen kleven. Incubatietijd bij 25 °C is 4 tot 5 dagen. Na die tijd de ouders uitvangen. De
jongen zwemmen onmiddellijk met rukjes aan de oppervlakte. Na 2 à 3 dagen zwemmen ze normaal; dan pas kan
er gevoederd worden. Eerst stoffijn voeder, na één week Artemia-naupliën. Er
sterven steeds veel jongen. Oorzaak? Veel waterverversing toepassen. Jongen groeien traag. Als men van
één nest 50 jongen overhoudt, kan men van een geslaagde kweek spreken. Indien het paaien niet
vlot verloopt kan men een weinig (1 afgestreken soeplepel) keukenzout toevoegen aan het water, dit volgens
Sterba. Wij hebben dit echter nooit ondervonden, de kweek verliep steeds vlot. |
|
BIJZONDERHEDEN: |