|
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Cyprinidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1904, door G. Duncker, als Rasbora maculata, in Mitt. Naturhist. Mus. Hamburg 21:182. |
|
SYNONIEM: Rasbora maculata. |
|
NEDERLANDSE NAAM: dwergrasbora. |
|
MAXIMALE GROOTTE: tot 2,5 cm. |
Duidelijk verschil. |
GESLACHTSONDERSCHEID: vrouwtjes: gelig en een duidelijk afgeronde buiklijn. Mannetjes: kersrood, slanker en een bijna rechtdoor lopende buiklijn.
|
|
HOUDBAARHEID: gezien hun geringe grootte zijn ze geschikt voor het kleinere aquarium, maar dan nog moeten ze in een school verzorgd worden. Voelen zich slechts in hun schik boven een donkere bodem en, daar lichtzuur water hun voorkeur wegdraagt, kunnen we best de bodem bedekken met turfmolm en turfvezel of stukken kienhout en turfplaat. Dichte randbeplanting. Geen vers water. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
<7 |
5,5 |
Totale hardheid °DH |
|
<15 |
1 - 5 |
Temperatuur °C |
|
22 - 26 |
22 - 26 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Zuidoost-Azië: Sumatra en zuidelijk Maleisië. |
|
|
|
BIOTOOP: stilstaande en langzaam stromende waters uitsluitend voorzien van zacht en lichtzuur water. Veelal is de bodem van de vijvers en grachten waarin ze voorkomen bedekt met organische afbraakstoffen. |
|
GEDRAG: houden zich voornamelijk op in de onderste en middelste waterlagen. Zeer vredelievend, maar komen niet tot hun volle ontplooiing bij grotere vissen. |
Klein levend voedsel. |
VOEDSEL: klein levend voedsel zoals watervlooien en Cyclops, pas ontloken Artemia, grindalwormpjes e. a. |
|
KWEEK: niet zo moeilijk. Een klein volglasaquarium volstaat. Bij voorkeur een legrooster gebruiken en zeker de rug- en onderzijde van het aquarium afdekken met zwart papier. Niet veel afzetplanten. Zeer zacht en lichtzuur water. Zwakke turffiltering. Het aquarium zo plaatsen dat er slechts gedempt licht invalt, hoewel een weinig ochtendzon niet nadelig is. De geslachten vooraf gescheiden houden en krachtig voederen. Goede kweekstellen geven tot 200 eitjes; doorgaans zijn ze wel minder productief. Na het afzetten de ouders en het legrooster verwijderen. Het uitkomen van de larven is afhankelijk van de temperatuur. Bij 26 °C duurt het tussen 24 en 28 uur. De jongen zwemmen vrij de zesde dag en nemen het allerkleinste voedsel.
Een blijvende kweek geeft kwantitatief veel minder resultaat, maar kwalitatief verkrijgt men de krachtigste nakweek. Daartoe neemt men een dicht beplant aquarium; bodem bedekt met turf. Drijfgroen voorzien (eikenblad en Riccia). Meerdere kweekstellen zetten om de 10 dagen af en, niettegenstaande de ouders veel eitjes oppeuzelen, lukt het enkele jongen steeds te overleven. De moeilijkheid echter is het vermijden van parasieten: slakken, planaria, hydra e. a. Om de maand een deel van het water vervangen. |
|
BIJZONDERHEDEN: |