Danio albolineatus
(Blyth 1860)

Danio albolineatus
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen

IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Cyprinidae.
EERSTBESCHRIJVING: ln 1860 door E. Blyth als Nuria albolineata in Journ. Asiat. Soc. Bengal. 29: 163.
SYNONIEM: Brachydanio albolineatus
NEDERLANDSE NAAM: Gouddanio
MAXIMALE GROOTTE: 6 cm
GESLACHTSONDERSCHEID: Het wijfje is matter van kleur, groter in lengte en in hoogte en ook dikker in de buik bij kuitaanzet.
HOUDBAARHEID: Probleemloos, indien er rekening gehouden wordt met de biotoopvoorwaarden: zuurstofrijk water, randbeplanting, grote zwemruimte. ln een grote school te houden. Alhoewel klein van stuk, vragen ze een groot aquarium.
DIERENRIJK¶¶¶¶¶
Z h XVI 19
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH ¶¶¶¶¶ nvt nvt
Totale hardheid °DH ¶¶¶¶¶ nvt nvt
Temperatuur °C ¶¶¶¶¶ 21 - 24 26 - 28
Geleidbaarheid µS ¶¶¶¶¶ ¶¶¶¶¶ ¶¶¶¶¶
VERSPREIDING: Achterindië, Birma-Thailand. Schiereiland Malakka en Sumatra
Kaart voorkomen
BIOTOOP: Geen voorkeurgebieden. Komen in de vindgebieden voor in alle waters die een hoog zuurstofgehalte hebben en waarvan het waterpeil voldoende hoog is. Zij geven nochtans de voorkeur aan waters die met planten begroeid zijn en die een zachte bodem hebben. Leven meestal samen met Rasbora-soorten.
GEDRAG: Speels. Bewoners van de middenste waterlaag van het aquarium. Hoe groter de school (15 stuks), hoe beter men het gedrag kan observeren. Zeer snelle zwemmers, die steeds in beweging blijven zolang er licht aanwezig is.
Als ze per paar of zelfs per vier gehouden worden en er geen andere snelle zwemmers aanwezig zijn, waarbij ze zich kunnen aansluiten, worden ze lusteloos, verstoppen zich tussen de planten, treuren, weigeren het voedsel en gaan dood.
VOEDSEL: Alleseters. Zijn echte jagers, dus het voedsel dat beweegt zal hun voorkeur genieten. Nemen node voedsel van de bodem op.
KWEEK: Lukt altijd. Kweekbak niet te klein, 50 cm in lengte is een minimum. Kiezelbodem, fijnbladerige planten, water van de kraan. Het water zuurstofrijk houden. De eerste dag één wijfje inbrengen. De tweede dag twee mannetjes inbrengen. Indien het kan, een straaltje zonlicht in de bak. De balts zal soms onmiddellijk beginnen. 's Anderendaags, bij het eerste licht, zal de afzetting aanvangen. Na twee tot drie uren is alles afgelopen. Grote legsels. De ouders uitscheppen. De eitjes komen na 20 à 24 uren uit. De larfjes leven nog 2 à 3 dagen op hun dooierzak, dan voederen met stoffijn voedsel (infusie) gedurende 4 tot 5 dagen, daarna Artemia-naupliën. Groeien zeer snel, na vijf maanden reeds geslachtsrijp. De ouders kunnen na één maand terug op kweek.
BIJZONDERHEDEN: Hoedeman vermeldt dat de visjes die uit Thailand komen tenminste één cm kleiner blijven dan deze die uit Birma afkomstig zijn.
Bewerkt door:
Rene Wouters, juli 1988
Laatst bijgewerkt op: 05-07-2015
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE