|
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Melanotaeniidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1928, door J.T. Nichols en H.C. Raven, als Rhadinocentrus rhombosomoides, in Am. Mus. Novitates n° 296 : 1. |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: Regenboogvis van Cairns. |
|
MAXIMALE GROOTTE: tot 70 mm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: Moeilijk waameembaar. Vrouwtje iets kleiner. Vis met gele boord op rug en aarsvin is zeker een man (geslachtsrijp dier). |
Zeer moeilijke vis Korte levensduur |
HOUDBAARHEID: Niet gemakkelijk in gevangenschap te houden. Passen zich moeilijk aan. Langdurig transport is fataal. Levend aangekomen, moeten ze zeer langzaam overgewend worden. Water verversen in kleine hoeveelheden. Beste methode is een constant druppelsysteem met overloop. Aquarium voorzien van steenpartijen, waartussen enkele bossen javavaren en javamos. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
7,2 - 7,6 |
7 - 8 |
7 - 8 |
Totale hardheid °DH |
minder belangrijk |
Temperatuur °C |
21 - 25 |
23 - 24 |
25 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Australië: N.O.-Queensland, Babinda Creek en omgeving Innisfail |
|
|
|
BIOTOOP: In smalle regenwoud-alwaterlngsbeekies op hogergelegen terrein, met alwisselend stroomversnellingen en rotsachtige poelen. waterdiepte tussen enkele cm en ca. 3 m. Bodem met rotsblokken en weinig plantengroei. Helder water. |
|
GEDRAG: Eens aangepast aan het aquarium, zijn er, buiten de korte levensduur die hun (ook in de natuur) schijnt toebedeeld, nog weinig problemen. Vredig en rustig. |
Allesetes |
VOEDSEL: Alwisselende voeding met alles wat ter beschikking is: droog. levend- en groenvoer. |
|
KWEEK: Alleen in Australie waargenomen. Eitjes worden algelegd in dichte plantengroei (javamos). Na het afleggen de vissen uit de kweekbak verwijderen. |
|
BIJZONDERHEDEN: |