|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1862, door A. Günther, als Heros melanurus in Catalogue of the fishes in the British Museum v. 4: 1-534 |
Moeilijk |
SYNONIEM: Cichlasoma hicklingi, Fowler 1956 - Heros melanopogon, Steindachner 1864 - Vieja melanura, Günther 1862 - Vieja synspila, Hubbs 1935 |
|
NEDERLANDSE NAAM: Quetzalcichlide |
|
MAXIMALE GROOTTE: Tot 30 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: De oudere mannen bezitten een voorhoofdsbult. De iris van het oog zou blauwgroen zijn bij de man en goudgeel tot zilverkleurig bij de vrouw (naar Engelen). Zeker bij jongere dieren geeft alleen de paring zekerheid. |
Zeer goed |
HOUDBAARHEID: Stelt geen bijzondere eisen aan de watersamenstelling of de temperatuur. Wel zijn snel opeenvolgende waterverversingen noodzakelijk. Ze verlangen zeer stevige en aan hun grootte aangepaste schuilplaatsen. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
Zeer variabel |
|
Totale hardheid °DH |
|
Zeer variabel |
|
Temperatuur °C |
22 - 30 |
22 - 30 |
25 |
Geleidbaarheid µS |
|
Zeer variabel |
|
|
|
VERSPREIDING: Rio San Pedro de Martir, Rio Usumacintta en het Peten Meer in Guatemala en de Belize Rivier in Belize (ex Brits Honduras). Tevens in de staat Tabasco in Mexico. |
|
|
|
BIOTOOP: Het verspreidingsgebied is beperkt. ln moerassen, meren en rivieren, waarvan het water gaat van zacht over hard tot 15% brak.
|
Agressief Gravers |
GEDRAG: De agressie t.o.v. soortgenoten vangt aan bij het bereiken van de geslachtsrijpheid. De meeste gevechten beginnen zonder de minste aanleiding en hebben een fatale afloop. Men kan één koppel of één man en twee vrouwtjes samen houden. Verschillende vrouwtjes, zonder man erbij, kunnen vreedzaam samenleven. T.o.v. grotere vissen van een andere soort zijn ze vreedzaam. Tijdens de balts en de broedperiode wordt sterk gewoeld en gegraven. |
Kleurbeinvloedend |
VOEDSEL: Alleseter. Wegens de relatief kleine muil mogen de brokken niet te groot zijn. Indien er geen plantaardig voedsel verstrekt wordt, loopt de rode kleur terug. Deze kleur neemt toe na het voederen met krill. Regenwormen zijn hun favoriet voedsel. Overvoeding is geen middel tot snelle ontwikkeling. |
Vader - moeder familie |
KWEEK: ln de natuur en in zeer grote bakken worden grote trechters gegraven. ln aquaria wordt beschutting (hol) of een hoopje stenen in de hoek van de bak verkozen. ln minder goede omstandigheden bedraagt één legsel 50 à 60 eieren. Normaal, afhankelijk van de ouderdom 100 à 1000 stuks. De man bewaakt het territorium, de vrouw het broed. Na 48 uren, bij 25°C, kippen de eieren. De jongen zijn 5 tot 6 mm lang en bezitten een brede zwarte langsband als optisch signaal. Na vijf dagen zwemmen ze vrij en nemen Artemia en fijngewreven droogvoer. Na 4 tot 5 weken bekommeren de ouders zich niet meer om de jongen. |
|
BIJZONDERHEDEN: Men moet vermijden om vissen van ongelijke grootte samen te houden, daar jonge vissen soms profiteren van de mindere wendbaarheid der oudere om deze te domineren. De kleuren zijn, zelfs binnen één legsel, zeer variabel. Tot een lengte van 6 cm zijn ze niet te onderscheiden van even grote P. maculicauda. |