|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Belontiidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1878, door F. Day, als Trichogaster labiosus, in
"Fishes of India", 347. |
|
SYNONIEM: Colisa labiosa Myers, 1923. |
|
NEDERLANDSE NAAM: diklipgoerami; lipgoerami. |
|
MAXIMALE GROOTTE: tot 10 cm. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: kop van de man spitser, lichaam intensiever gekleurd,
rugvin puntig, aarsvineind blauw. Vrouwtje zilverkleurig, duidelijk volle buik, aarsvineinde rood. |
Gemakkelijk te verzorgen. |
HOUDBAARHEID: weinig eisend. Lage waterstand, dichte beplanting,
drijfplanten. Donkere bodem, matig licht. Watersamenstelling niet belangrijk. Houden niet van gezelschap van
drukke zwemmers. Luchttemperatuur boven het wateroppervlak moet gelijk zijn met deze van het water
(luchthappers). |
|
|
Milieu |
Aquarium |
kweek |
Zuurtegraad pH |
|
5 - 8 |
5 - 6 |
Totale hardheid °DH |
|
0 - 18 |
8 - 15 |
Temperatuur °C |
|
24 - 26 |
26 - 28 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Azië; Bangladesh en Birma. |
|
|
|
BIOTOOP: in ondergelopen rijstvelden en schaduwrijke stilstaande wateren. |
Vredelievende soort. |
GEDRAG: rustige vis. Bij de bouw van het schuimnest kan de man evenwel zeer
agressief zijn. De vissen onttrekken zich graag aan het zicht tussen de dichte randbeplanting. |
Flinke eters. |
VOEDSEL: stellen gevarieerde voeding op prijs, met een voorkeur voor levende
insecten en hun larven. Dit alles in grote hoeveelheid. |
Gemakkelijk; opfok der jongen is moeilijker. |
KWEEK: planten zich spontaan voort. Man bouwt groot maar niet te stevig
schuimnest. Omstrengeling onder het nest. Eitjes stijgen zelf in het nest. Jongen komen uit na 24 à 28
uur, maar zwemmen pas na 1 week vrij rond. Het vrouwtje verwijderen na de eiaflegging, de man na het
vrijzwemmen der jongen. Eerste voeding bestaat uit infuus, daarna Artemia in grote hoeveelheden.
Opgroei der jongen is nogal moeilijk (overgang naar labyrintorgaan). |
|
BIJZONDERHEDEN: |