|
IDENTITEIT: orde: Siluriformes; familie: Callichtyidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1914, door C. H. Eigenmann, als Corydoras metae, in Indiana Univ. Studies - 23:230. |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: Worden 5 a 6 cm groot. |
Aarsvln |
GESLACHTSONDERSCHEID: Het onderscheid is met zekerheid vast te stellen aan de aarsvin. Bij de vrouwtjes is de eerste en de laatste vinstraal even lang. Bij het mannetje is de eerste vinstraal de langste. |
Geen bijzondere eisen |
HOUDBAARHEID: Stelt geen bijzondere eisen aan het water. Houdt van regelmatige waterverversingen. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
6 - 7 |
6,5 - 7 |
Totale hardheid °DH |
|
0 - 10 |
0 - 6 |
Temperatuur °C |
|
22 - 28 |
26 - 28 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Zuid-Amerika: Rio Meta, (de omgeving van Baringona) |
|
|
|
BIOTOOP: Wordt aangetroffen in Columbië in de Rio Meta, in de omgeving van Baringona |
Scholenvis |
GEDRAG: Het is een echte scholenvis, die zich voortdurend op de bodem ophoudt, waar hij in het zand naar voedsel zoekt. We zullen er daarom zorg moeten voor dragen dat de zandbodem niet te grof en niet te scherp is. |
Alleseter |
VOEDSEL: Het zijn alleseters, van droogvoer tot alle vormen van levend voer dat op de bodem terecht komt. De vissen worden kuitrijp gemaakt door afwisselend levend voer te voorzien. |
|
KWEEK: De kweek lukt uitsluitend tijdens de wintermaanden, het geen overeenkomt met het regenseizoen in hun natuurlijk biotoop. Waarschijnlijk komt dit doordat op dat ogenblik veel insekten in het water worden "geregend". Een aquarium van een 50-tal liter is een minimum. We vullen het aquarium niet te hoog. Twee mannetjes en één vrouwtje in het kweekaquarium brengen. De eitjes worden meestal per twee door het vrouwtje aan de onderkant van bladeren gekleefd. Na het leggen van een 100-tal eieren de ouders verwijderen. Na 5 - 6 dagen komen de eitjes uit en de dag nadien kan men ze Artemia-nauplien voeren. De bodem zorgvuldig zuiver houden. |
|
BIJZONDERHEDEN: Lijkt sterk op Corydoras melini. De zwarte band loopt bij C. metae over de ruglijn en buigt op de staanwortel verticaal naar beneden. Bij C. melini loopt de band schuin over het lichaam, vanaf de rugvin tot de onderste staartvinstralen. |