Foto: Aimé Bijnens
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Cyprinidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: ln 1758, door C. Linnaeus, als Cyprinus carpio, in Systema Naturae 10 ed.:320. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Karper, wilde karper, schubkarper, boerenkarper, blauwkarper, knolle | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: Meestal 50 cm; uitzonderlijk 100 cm | |||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: Tijdens de paaitijd is de vrouw te onderscheiden aan de kuitaanzet. | |||||||||||||||||||||||||||||
HOUDBAARHEID: Leeftijden tussen dertig en veertig jaar zijn vastgesteld. Men moet steeds een veelvoud van zes vissen uitzetten, teneinde later minstens over een school van zes volwassen dieren te beschikken. | |||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Zuidoost Europa en grote delen van Azië. Omstreeks1490 naar Engeland overgebracht, later naar Zweden en Rusland. | |||||||||||||||||||||||||||||
Koudwateraquarium Zachte bodem Overwintering |
BIOTOOP: De z.g. edelkarpers zijn als jonge dieren in een koudwateraquarium goed houdbaar. Het water moet dan wel klaar en zuurstofrijk zijn en regelmatig ververst worden. Begroeide, stilstaande tot langzaam stromende wateren. Bij voorkeur voorzien van een zachte bodem en voldoende diep om te overwinteren. | ||||||||||||||||||||||||||||
Scholenvis | GEDRAG: Scholenvis, welke zich alleen bij het paaien iets verder van zijn standplaats verwijdert. | ||||||||||||||||||||||||||||
Geen wit brood | VOEDSEL: Planten, jonge vissen en bodembewoners. Er kan met vlokken of korrels bijgevoederd worden. Zoals bij de koi mag bruin brood, met mate gegeven worden | ||||||||||||||||||||||||||||
KWEEK: Tussen mei en juli, afhankelijk van de temperatuur, zoekt de school een paaiplaats. Per kilogram eigen lichaamsgewicht, van de vrouw, worden dan tussen mei en juni, tot 300.000 kleverige eieren in de oeverbegroeíing afgezet. De eitjes kippen na twee tot drie dagen. De jongen teren één dag op de dooierzak, terwijl ze zich met hun hechtschijf verankeren. Na één dag is hun zwemblaas gevuld en zwemmen ze vrij, op zoek naar dierlijk en plantaardig plankton. Na één jaar meten ze ± 10 centimeter en wegen ± 16 gram, twee jaar ± 23 cm en ± 200 gram, drie jaar ± 34 cm en ± 600 gram, vier jaar ± 43 cm en ± 1.250 gram. Naargelang de omstandigheden, zijn ze na twee à drie jaar volwassen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Edelkarpers | BIJZONDERHEDEN: Gekende kweekvormen, de z.g. edelkarpers, zijn: "Spiegelkarper": Met weinig, maar grote schubben; "Lederkarper": Met hoogstens één rij schubben onder de rugvin en aan de basis van de anaalvin. Het totaal ontbreken van schubben wijst op allerlei afwijkingen; "Goudkarpers" zijn uit Japan afkomstige Hi-koi's of afstammelingen ervan. |