Foto: Luc Coppens
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Cyprinodontidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1904 door J. Pellegrin als Haplochilus chevalieri in "Bull. Mus. Hist. Nat. Paris", 10:222. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Panchax chevalieri. | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 7 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: de vrouwtjes hebben een afgeronde aarsvin. Ze zijn matter van kleur en vertonen onduidelijke rode stippen op het lichaam, waardoor de lengtestreep meer tot uiting komt. | |||||||||||||||||||||||||||||
Kleine groep. Speciaalaquarium. |
HOUDBAARHEID: bij voorkeur in een klein groepje (6-tal exemplaren) in een speciaalaquarium van veeleer geringe afmetingen. Donkere bodem. Dichte beplanting; matige belichting. Turffiltering, waarbij de uitstroming niet geweldig mag zijn: de vissen waarderen geen sterke oppervlaktestroming. Oppervlaktevissen die deze ruimte niet graag delen met andere. Drijfplanten, maar toch voldoende open zwemruimte, want ze zwemmen graag, in tegenstelling met veel andere Epiplatys-soorten. Regelmatige waterverversing daar de vissen nogal gevoelig blijken voor infuusvorming. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Afrika: benedenloop Kongostroom. | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: plassen, beekjes en riviertjes in het tropische regenwoud. | |||||||||||||||||||||||||||||
Vredelievend. | GEDRAG: vredelievend. In een gezelschapsaquarium van redelijke afmetingen, zijn ze veeleer aan de schuchtere kant. | ||||||||||||||||||||||||||||
Voedsel aan de wateroppervlakte. | VOEDSEL: voornamelijk insecten, die ze aan de oppervlakte kunnen verschalken: fruitvliegen, bladluizen, mieren, kleine krekels, buffalowormen, e.a.. Ook de bekende insectenlarven. Een weinig droogvoer ter afwisseling. | ||||||||||||||||||||||||||||
Niet moeilijk. | KWEEK: in het speciaalaquarium gebeurt dit, bij een goede verzorging, reeds spontaan. Kweekaquarium van 10 l inrichten met water dat iets zachter is dan dit van het normale aquarium. Planten zijn noodzakelijk, want de eitjes worden bij voorkeur afgezet tussen de wortels van drijfplanten. De jongen komen na ca. 14 dagen uit. Bij voldoende voeding, maken de ouders geen jacht op de eigen eieren noch op het jongbroed, zodat ze in het aquarium kunnen blijven. Toch remt dit de productiviteit. Het paringsproces duurt meerdere dagen. |
||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: |