Foto: A. van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Centrarchidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: In 1884, door D.S. Jordan, als Elassoma evergladei, in Prov. U.S. Nat. Mus. 7: 323. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Dwergzonnebaars, Floridabaarsje | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 35 mm | |||||||||||||||||||||||||||||
Zeer goed te zien | GESLACHTSONDERSCHEID: De mannetjes zijn slanker en hebben een meer contrasterende kleurtekening van zwart en zilver. De vrouwtjes zijn kleurlozer en hebben, in tegenstelling tot hun partner, kleurloze vinnen. Kuitrijp vertonen ze een vollere rozerood doortrokken buikpartij. | ||||||||||||||||||||||||||||
Vragen aandacht voor wat de temperatuur betreft |
HOUDBAARHEID: Gemakkelijk en ook in vijvers houdbare visjes. Een binnenhuisaquarium hoeft niet groot te zijn (min. 60 cm). Meerdere exemplaren samen onderbrengen. Door de gevraagde lage temperatuur is verwarming en doorluchting overbodig (wel filteren). In de winterpenode koeler houden, ca. 10°C. Het aquarium inrichten met een zandenge bodem, kienhout en een dichte randbeplanting. Fijnbladenge planten, een lichte bealging en voldoende schuilmogelijkheden mogen niet ontbreken. - Ze zijn gevoelig voor plotse temperatuurveranderingen en vragen een ruime aanpassingspenode bij elke overplaatsing. Door de verplicht lagere temperatuur in de winter worden deze visjes liefst niet met andere soorten tezamen gehouden. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Noord-Amerika: van Noord-Carolina tot Florida | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: Tegenwoordig is de dwergzonnebaars door introductie meer verspreid geraakt in de gematigde gebieden. Leeft in helder, stilstaand en langzaam stromend water, in moerassige oeverwouden en aan rustige goed begroelde oevers van sneller stromende waters. | |||||||||||||||||||||||||||||
GEDRAG: Bakent telkens weer op andere plaatsen een territorium af. De krachtmetingen tussen de mannetjes worden meestal zonder (erge) toetakelingen beeindigd. | |||||||||||||||||||||||||||||
VOEDSEL: Afwisselend levend voer. Nemen ook plantaardig voedsel op, waaronder voornamelijk algen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Nageslacht verzekerd als een koelere overwinteringstemp- peratuur wordt toegepast |
KWEEK: Hoeven niet perse per paartje in een kweekbakje gezet te worden. Gaan bij een geleidelijke temperatuurtoename een intensief baltsgedrag vertonen. Bij lagere temperatuur overwinterde exemplaren verzekeren een gunstiger kweekresultaat. Vrij gemakkelijk zet het vrouwtle 30 tot 60 kleine eitjes aan het plantensubstraat af. Er is geen eivraat noch kannibalisme. Bij 25°C kippen de eitjes na twee dagen. Van de derde dag af uiterst klein voer in het schijnbaar lege aquarium brengen. De zevende dag overgaan op het voeren van Artemia salina-naupliën. Van dan af zien we de jongen, vaak in kleine schooltjes, nabij het wateroppervlak. De jongen groeien zeer langzaam. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: Eigenaardige zwemwijze: door het afzonderlijk bewegen van de linker- en rechterborstvin "kwakkelt" dit visje soms langs de bodem. |