Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Gasterosteiformes; familie: Syngnathidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1910, door G. A. Boulenger, als Syngnatthus ansorgii, in Ann. Mag. Nat. Hist. (8) 6: 559 | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Syngnatthus pulcheillus Boulenger, 1915 | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: Afrikaanse zoetwaternaald, kleine zoetwaternaald | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: in de natuur 15 cm, in het aquarium 10cm | |||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: mannetje is langer, forser gebouwd en fraaier van kleur. Bij het mannetje is het staartgedeelte en bij het vrouwtje de buik dikker tijdens de paaiperiode (staartgedeelte vanwege de broedbuidel of broedgroeve, welke bij E. ansorgii zich daar bevindt). | |||||||||||||||||||||||||||||
Best in brak water | HOUDBAARHEID: niet probleemloos inzake voedselvoorziening. Gedijt in leidingwater zonder zouttoevoeging, maar hoort eigenlijk in brak water thuis. Onderbrengen in een uitsluitend voor deze soort bestemd (klein)aquarium. Verblijf normaal beplanten. Inrichten met kienhout, leisteen e.d. Geregeld bodemvuil afhevelen, wekelijks water verversen. Een schuimstofpatroonfilter kan nuttig zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: West-Afrika: Gambia-rivier tot Cuanza-rivier (Angola) | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: in lagunes en estuaria langs de Atlantische Oceaan. Ook in de vele, goed begroeide, zoete en brakke watertjes die hierin uitmonden. | |||||||||||||||||||||||||||||
Niet in gezelschapbak | GEDRAG: niet alledaagse, attractieve en uiterst langzame vis. Houdt zich graag tussen de lintvormige beplanting op. Buiten de broedtijd (tijdelijk) in rustig bevolkte gezelschapsaquaria ondergebrachte exemplaren hebben het hard te verduren door voedselconcurrentie. Buitengewoon gevoelig voor schimmelvorming. | ||||||||||||||||||||||||||||
VOEDSEL: uitsluitend zeer kleine levende prooidieren: Mysis, Artemia, Cyclops en pas geboren visjes. Ook kleine Daphnia worden af en toe genomen. Meerdere keren per dag met kleine hoeveelheden voeren. | |||||||||||||||||||||||||||||
Niet eenvoudig Broedbuidel bij mannetje |
KWEEK: niet gemakkelijk, de jongen zijn erg klein en zeer moeilijk groot te brengen. De vrouwtjes baltsen voor hun eega, door te schudden en om hun lengteas heen te draaien. 70 tot 80 eitjes worden door het vrouwtje in de broedbuidel van het mannetje afgezet. Ze worden door het mannetje gedurende de ganse ontwikkelingsperiode meegevoerd, tot de ca. 15 mm kleine, volledig volgroeide jongen uitkomen. Meestal gebeurt dit in de nachtelijke uren. Voor de opfok het water met zeezout zo brak mogelijk maken (voorkomt vroegtijdig afsterven van Artemia-naupliën). Het voedselaanbod voortdurend hoog houden en de verlichtingstijd opvoeren tot twintig uren. Reeds na drie tot vier maanden geslachtsrijp. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: meestal gekend als Syngnathus pulcheillus. Werd in 1981 door C. E. Dawson als identiek met Enneacampus ansorgii aangeduid. |