|
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Poeciliidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1853, door S. F. Baird en G. Girard, als Heterandria affinis, in Proc. Ac. Nat. Sci. Philadelphia G: 387. |
|
SYNONIEM: Gambusia patruelis (Baird + Girard, 1853) |
|
NEDERLANDSE NAAM: Muskietvisje |
|
MAXIMALE GROOTTE: Mannetje : 37,3 mm; vrouwtje : 62,5 mm. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: Vrouwtje is opvallend groter. Zij toont, volwassen zijnde, een donkere drachtigheidsvlek. Het mannetje is vroeg herkenbaar aan het gonopodium. |
Gemakkelijk |
HOUDBAARHEID: De optimale temperatuur mag afwijken tot de grenswaarden van 4°C tot 36°C. Gambusia affinis kan een zeer grote verontreiniging van het water verdragen. Het meest gunstig is helder, oud en middelhard water. Weinig geschikt als gezelschapsvis. Algengroei, een dichte beplanting en de nodige schuilmogelijkheden zijn gewenst. ln de zomermaanden geruime tijd in tuinvijvers houdbaar |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
|
|
Totale hardheid °DH |
|
|
|
Temperatuur °C |
|
20 - 22 |
23 - 24 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Noord~Amerika: van Florida tot Delaware. |
|
|
|
BIOTOOP: Leeft in ondiepe begroeide wateren, in diverse biotopen, zelfs in brak water |
Levendig Soms agressief |
GEDRAG: Taaie en buitengewoon vruchtbare vis. Zeer levendig. Bevolkt voornamelijk de bovenste waterlagen. Past zich gemakkelijk aan gewijzigde omstandigheden aan. Minder geschikt is het (soms) agressieve karakter, het beschadigen van medebewoners door vinbijten en het telkens bij verrassing aanvallen. |
|
VOEDSEL: Plantaardige kost (algen), insekten en hun larven (vooral muggelarven), alsook droogvoer. |
Eilevendbarend |
KWEEK: De nadelige gevolgen van de wat buitensporige paringsdrang der mannetjes beperken door meerdere, goed gevoede vrouwtjes bij één mannetje in een goed beplant aquarium onder te brengen. De gestatieperiode treedt in bij een temperatuur van 24°C. Herhaaldelijk gaat het mannetje sprongsgewijs met gespreide vinnen voor het vrouwtje staan. Het gonopodium is richtbaar en door de ermee uitgevoerde copulatie vindt er een inwendige bevruchting plaats. Na het werpen, de ouderdieren verwijderen is wenselijk. Jongen eten onmiddellijk stoffijn droogvoer, doch slootinfusie blijkt beter te zijn. Om degeneratie, door vroegtijdige bevruchting, te voorkomen, de seksen binnen de kortst mogelijke tijd scheiden tot ze volgroeid zijn. |
|
BIJZONDERHEDEN: Een meer in het oosten van Amerika voorkomende variëteit is Gambusia affinis holbrooki Girard, 1859. Ze werd, net als Poecilia reticulata, overal ter wereld uitgezet om malaria en gele koorts verspreidende muskieten te bestrijden. Innes, 1947, zegt o.m. "lt has saved many human lives by eating mosquitolarvae." |