|
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Melanotaeniidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1922, door M. Weber en L.F. de Beaufort, als Melanotaenia multisquamata in The fishes of the Indo-Australian archipelago deel 4: 290. |
|
SYNONIEM: Melanotaenia kabia, Melanotaenia roscea |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: tot 120 mm zonder staartvin |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: Het vrouwtje blijft kleiner en veel slanker. |
Weinig problemen |
HOUDBAARHEID: Zeer geschikte aquariumvis. Ruime bak met dichte randbeplanting, beide zones afgescheiden door kienhoutwortels met hier en daar een bos javamos en javavaren. Het water is best alkalisch. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
6,2 - 6,8 |
7 |
7 |
Totale hardheid °DH |
|
minder belangrijk |
minder belangrijk |
Temperatuur °C |
27 - 29 |
25 |
27 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Nieuw Guinea: Taritatu en bijriviertjes (lrian Jaya) en Sepik rivier (P.N.G.) |
|
|
|
BIOTOOP: Leeft in overstroomde vlaktes, drassige lagunes, drinkputten voor vee en smalle armen van grotere rivieren, meestal in de omgeving van overvloedige vegetatie en tussen omgevallen takken en stronken. Het water is er tamelijk troebel. |
Goede gezelschapsvis |
GEDRAG: Zeer vredelievend, ook in gezelschap van andere vissen. Een groepje van deze vissen wordt geleid door een dominant mannetje. |
Gevarieerd menu. |
VOEDSEL: Alleseter met een voorkeur voor muggelarven. Afwisselend voeren met at en toe wat groenkost. |
|
KWEEK: Een bos javamos goed uiteengetrokken aanbrengen in een hoek van de kweekbak. Het afleggen geschiedt meestal in de morgen en kan meerdere dagen in beslag nemen. Telkens worden slechts enkele eitjes afgelegd. Na het afleggen het ouderpaar best verwijderen. De jongen komen na 7 tot 8 dagen uit bij 23 à 25° C. Na het eerste levensjaar zijn de jongen zelf geslachtsrijp. |
|
BIJZONDERHEDEN: |