(Gunther, 1862)
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
| IDENTITEIT: orde: Mormyformes; familie: Mormyridae. | |||||||||||||||||||||||||||||
| EERSTBESCHRIJVING: In 1862. door A. Gunther, als Mormyrus petersii. in Archiv. Naturgesch. 28:64. | |||||||||||||||||||||||||||||
| SYNONIEM: Mormyrus (Paramormyrus) petersii - Gnathonemus brevicaudatus - G. histrio | |||||||||||||||||||||||||||||
| NEDERLANDSE NAAM: Olifant- of tapirvis (alhoewel deze namen meer en meer als familienaam worden gebruikt). Eveneens wordt de naam olifantvis voor de tot ruim één meter groot wordende Callorhinchus milii gebruikt. Hierdoor is het m.i. beter om hier over de "kleine olifantvis" te spreken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| MAXIMALE GROOTTE: In het aquarium tot 20 cm. In de natuur 23 cm | |||||||||||||||||||||||||||||
| Geen duidelijk verschil | GESLACHTSONDERSCHEID: Er is geen duidelijk verschil tussen de geslachten vast te stellen. | ||||||||||||||||||||||||||||
| Gemakkelijk te houden | HOUDBAARHEID: Vrij gemakkelijk houdbare en weinig eisende vissoort, welke een ruime goed afgedekte bak vraagt, met daarin voldoende schuilplaatsen tussen de stenen en het kienhout en een dichte vegetatie. Verder zijn een gedempte verlichting en een zachte losse, maar donkere bodemgrond vereist. Bij de regelmatige waterverversing moet men een te sterke afkoeling voorkomen. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
| VERSPREIDING: West-Afrika: van Zaïre en Kameroen tot Nigeria | |||||||||||||||||||||||||||||
 |
 | ||||||||||||||||||||||||||||
| BIOTOOP: Op sterk overschaduwde plaatsen in toch van elkaar verschillende biotopen, doch veel voorkomend in moerassen boven een modderige bodemgrond. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Vreedzaam | GEDRAG: Ze zijn vreedzaam en kunnen met andere soorten samen worden gehouden, doch overdag zijn ze tamelijk schuw. Met de beweeglijke verlengde onderkaak, welke uitgegroeid is als tastzintuig, neemt de kleine olifantvis trillingen, temperatuursveranderingen en stromingen waar, maar ook verstoringen van het door hem opgewekte elektromagnetisch veld, dit met de zgn. elektroreceptoren, welke deel uitmaken van het zijlijnsysteem. De vis ontlaadt onafgebroken - in het duister en bij voedselherkenning met een verhoogde frequentie - een zwak ritmisch pulserend elektromagnetisch veld, met spanningen van max. 2 volt. Deze elektrische ontladingen hebben ook een functie bij het inter- en intra-specifieke communicatiesysteem. Ze vormen een territorium en als de bak te klein is, zal de sterkste de zwakkere onderdrukken. | ||||||||||||||||||||||||||||
| Wormachtig, levend voer | VOEDSEL: Voornamelijk wormachtig levend voedsel. Ze nemen na gewenning ook ander voer. | ||||||||||||||||||||||||||||
| KWEEK: In gevangenschap nog niet gelukt. Jonge exemplaren groeien uiterst langzaam op. | |||||||||||||||||||||||||||||
| BIJZONDERHEDEN: |
