|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1893, door A. Gunther, als Hemichromis livingstonii in proc. Zool. Soc. Lond. 1893 : 625 |
|
SYNONIEM: Haplochromis livingstonii |
|
NEDERLANDSE NAAM: Gevlekte slaper |
|
MAXIMALE GROOTTE: Worden tot 20 cm groot |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: Geen uiterlijke verschillen bekend. Mogelijk zijn de mannetjes iets groter. In de paartijd verandert het kleurpatroon: de mannetjes worden donkerblauw en de vrouwtjes ruilen de vlekkentekening voor een goudgroen kleed. |
|
HOUDBAARHEID: Alleen geschikt voor grote speciaalaquaria. Zandbodem. Vlakke, gestapelde stenen. Lintvormige planten. Hoewel in de natuur een uitgesproken roofvis, zijn grotere vissen als gezelschap te houden. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
6,5 - 7,5 |
6,5 - 7,5 |
Totale hardheid °DH |
|
10 - 20 |
10 - 20 |
Temperatuur °C |
|
22 - 25 |
24 - 26 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Afrika - Malawimeer, vooral de oostzijde |
|
|
|
BIOTOOP: Endemisch in het Malawimeer. Bewoont de zandige kuststroken met een uitgebreide Vallisneria-begroeiing. Meer frequent aan de oostzijde dan aan de westkant van het meer. Roofvis. |
|
GEDRAG: Nakweek van in hetzelfde aquarium opgebrachte soorten is relatief veilig. Slechts in de paartijd vallen al eens harde klappen. Het typische gedrag (zie bijzonderheden) is in het beperkte milieu van een aquarium maar zelden te zien inz. als de vissen voldoende krachtig voedsel krijgen. |
Ook plantaardige kost |
VOEDSEL: Alle mogelijke voedseldieren, niet noodzakelijk kleine visjes. Enige bijvoeding met plantaardige kost is raadzaam. |
Muilbroeder |
KWEEK: Muilbroeder. Eieren worden afgezet op een vlakke steen, een stuk hout of in een kleine kuil en worden door het vrouwtje in de muil genomen. In een ruim aquarium met een niet te dichte bevolking kan het vrouwtje haar taak voldoende aan. De ontwikkeling duurt 18-21 dagen. Het vrouwtje toont onmiddellijk een actieve broedzorg. Bij naderend gevaar worden de jongen terug in de bek genomen tijdens de eerste dagen na het vrijzwemmen. Opkweek zonder noemenswaardige problemen. |
|
BIJZONDERHEDEN: Zijn bijnaam - in het Afrikaans: kaligono - kreeg de vis wegens zijn bijzondere manier van roven: liggend op de zijde, en mede door zijn typische camouflagekleuren, geeft hij de indruk een halfverteerde dode vis te zijn. Kleine aaseters worden aldus verschalkt. |