Photo Tomasz Lachowicz, (edit by BBAT), via Creativecommons.org, CC BY-SA 3.0
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Characidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1924 door E. Ahl, als Hemigrammus rhodostomus in "Wochenschriften für Aquar. u. Terrkd.", 18(1):1. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Hemigrammus rhodostomus |
|||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: roodneuszalm. | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 4 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
Moeilijk. | GESLACHTSONDERSCHEID: niet gemakkelijk te onderscheiden. Bij volwassen dieren is het vrouwtje meer gedrongen en krachtiger gebouwd dan het mannetje. Deze is veel slanker. In kleur geen onderscheid. Bij kuitaanzet is het onderscheid beter te zien. | ||||||||||||||||||||||||||||
Nogal moeilijk. Schoolverband noodzakelijk. |
HOUDBAARHEID: nogal moeilijk. Niet aan te raden voor de beginner: stellen eisen aan de waterkwaliteit, d.w.z. een klein percent nitriet is reeds dodelijk voor deze visjes. Te houden in een grote school (15 à 20 stuks), zeker niet minder, anders verkwijnen ze. Geen te hoge temperatuur en een donkere bodem. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Zuid-Amerika: Beneden-Amazone in Brazilië en Boven-Orinoco in Venezuela en Colombia. | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: volgens Dr. J. Géry, zeldzaam te vinden. Geen nadere biotoopgegevens. | |||||||||||||||||||||||||||||
GEDRAG: zeer rustige vis die in schoolverband moet gehouden worden. Indien goed gehouden een ideale aquariumvis. | |||||||||||||||||||||||||||||
Geen grote eter. | VOEDSEL: neemt alle levend voer dat klein genoeg is. Ook droogvoer wordt genomen. Diepgevroren watervlooien, kleine muggenlarven en zeer fijn gemalen runderhart, dit alles in kleine hoeveelheden. | ||||||||||||||||||||||||||||
- Zeer moeilijk. - Kleine nesten. - Dikwijls mislukkingen. |
KWEEK: zeer moeilijk! Nog maar zelden gelukt. Bij de gelukte kweken raadt men aan een groot kweekaquarium te gebruiken (ten minste 60 cm) en de visjes met meerdere koppels in te brengen (schoolverband). Zacht en licht zuur water, donkere bodem, flinke bossen fijn groen, temperatuur 25 °C. De visjes moeten eerst aan het kweekaquarium gewoon worden en indien het wil lukken zullen ze eerst na 4 à 5 dagen beginnen paaien. De balts verloopt op de wijze van het Petitella-geslacht; dus eerst het "drijven" van de vrouwtjes naar de paaiplaats (de mannen dus) en dan daarin de eitjes afzetten. Meestal zal er echter geen paring plaatsvinden! De incubatieperiode van de eitjes bedraagt 30 tot 36 uren. De larven teren nog 3 dagen op hun dooierzak en moeten dan infuus krijgen. Eerst na 1 week kunnen ze groter voedsel aan (Artemia). Wij vonden geen gegevens over de paaiduur noch over ei-roof. |
||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: deze soort mag men zeker niet verwarren met Petitella georgiae, die zeer goed op Petitella rhodostomus gelijkt, maar die wat groter wordt (5 cm) en waarvan de rode vlek op de neus groter is en die zich uitbreidt tot op de kieuwdeksels. Duidelijker onderscheid is te vinden in de vorm van de zwarte vlekken op de staartvin. In het Nederlands wordt deze soort roodkopzalm genoemd. De laatste jaren wordt trouwens alleen maar deze soort ingevoerd. |