Géry & Junk, 1977
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
| IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Characidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
| EERSTBESCHRIJVING: In 1977, door J. Gery & W. J. Junk, als Inpaichthys kerri, in Acta Amazonica 7(3):418. | |||||||||||||||||||||||||||||
| SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||||||
| NEDERLANDSE NAAM: Koningstetra | |||||||||||||||||||||||||||||
| MAXIMALE GROOTTE: maximaal 50 mm; man meestal 40-45 mm; vrouw 30-35mm. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Blauwe langsband | GESLACHTSONDERSCHEID: De man is groter en forser gebouwd en veel kleurrijker. De blauw tot violette langsband bij de man sluit elke vergissing uit. | ||||||||||||||||||||||||||||
| Ichthyophthirius | HOUDBAARHEID: Goed houdbaar in een aquarium, voorzien van drijfgroen (lichtdemping), een flinke randbeplanting met fijnbladerige planten (schuil- en afzetplaats) en een donkere (turfvezel-) bodem. Sterke filtratie en waterverversing via de "druppelmethode" zijn aan te bevelen. De dieren zijn zeer gevoelig voor witte stip (Ichthyophthirius multifilis). Géry waarschuwt voor een de laatste tijd in industriële kwekerijen vastgestelde bacteriële infectie. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||
| VERSPREIDING: Zuid-Amerika: Rio Madeira (bijrivier van de Rio Aripuana), in de Mato Grosso | |||||||||||||||||||||||||||||
 |
 | ||||||||||||||||||||||||||||
| BIOTOOP: Bosbeekjes met zulke dichte begroeiing, dat het licht er nauwelijks in doordringt. Rataj vermeldt er als voornaamste plantesoorten Echinodorus subulatus en Elodea callitrichoides. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Quarantaine | GEDRAG: Vreedzame scholenvis, welke gemakkelijk met andere kleine vissen in het gezelschapsaquarium kan verzorgd worden. | ||||||||||||||||||||||||||||
| VOEDSEL: Klein levend voer en droogvoer | |||||||||||||||||||||||||||||
| Spontaan | KWEEK:Zelfs in een gezelschapsaquarium wordt spontaan afgezet. Een kweekbak (10 à 15 l) wordt voorzien van een bosje fijnbladerige planten. ln een tijdspanne van twee uur worden 150 tot 350 eitjes tijdens opeenvolgende paringen afgezet. Kort na het afzetten verliezen ze hun kleefkracht en zinken naar de bodem. Na 18 uren kippen de eitjes. Na 4 tot 5 dagen begint de zwemblaas zich langzaam te vullen. Ze aanvaarden onmiddellijk alle qua maat aangepast levend voedsel. Na vier maanden zijn ze volwassen. Methyleenblauw toevoegen heeft geen nut. | ||||||||||||||||||||||||||||
| BIJZONDERHEDEN: Alle aquariumdieren stammen, zeker tot 1988, af van exemplaren medegebracht door Dr. Karl Rataj. |
