|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1956, door Max Poll, als Julidochromis marlieri in Poissons Cichlidae: Résult. scient. exploration hygrobiol. du Lac Tanganika (1946-1947) - 3(5B):473 |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: In de natuur 15 cm, in het aquarium 10 cm. |
Moeilijk |
GESLACHTSONDERSCHEID: Er zijn geen uitwendige geslachtsverschillen. In de paartijd heeft het mannetje een spitse en rechte genitale papil, het vrouwtje een haakvormige gebogen legbuis. |
Gemakkelijk houdbaar |
HOUDBAARHEID: Ze zijn redelijk gemakkelijk te houden in een niet te klein aquarium met veel schuilmogelijkheden, opgebouwd met leisteen, rolkeien of lavasteen. Alhoewel planten in het natuurlijk biotoop ontbreken, laten ze deze in het aquarium met rust. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
7,5 - 9,2 |
7,5 - 9,2 |
7,5 - 9,2 |
Totale hardheid °DH |
6 - 12 |
6 - 12 |
6 - 12 |
Temperatuur °C |
23 - 29 |
ca 25 |
ca 27 |
Geleidbaarheid µS |
600 - 620 |
600 - 620 |
600 - 620 |
|
|
VERSPREIDING:Afrika: Endemisch in het noordelijk deel v/h Tanganjikameer. |
|
|
|
BIOTOOP: In rotskustbiotopen tot op een diepte van 20 meter. |
Agressief tegen soortgenoten |
GEDRAG: Ze zijn verdraagzaam t.o.v. andere soorten, doch onderling zeer agressief. In een te klein aquarium ontstaan gevechten met verwondingen tot gevolg. |
|
VOEDSEL: Niet te groot, vooral levend voer. Ook droogvoer en algen worden genomen. |
Ouderfamilie |
KWEEK: Ze vormen een ouderfamilie. De eieren worden aan de zoldering van het hol afgezet. Om de vier weken volgt een legsel van ongeveer 100 eieren. Sommige koppels hebben kleinere Iegsels, die elkaar sneller opvolgen. Drie dagen na net afzetten verschijnen de jongen, die vrijzwemmen na zes dagen. Ze verblijven in het broedterritorium zonder extra bewaking. |
Holenbroeder |
BIJZONDERHEDEN: Zoals alle Julidochromis-soorten zijn het geen vissen van het open water; wel zwemmen ze verticaal en omgekeerd tegen de rotsen. |