|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Belontiidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1758 door C. Linnaeus als Labrus opercularis in "Systema Naturae", 10de ed.:283. |
|
SYNONIEM: Macropodus viridiauratus, M. ocellatus, M. venustus, M. filamentosus, Macropus viridi-auratus, Polyacanthus viridi-auratus, P. opercularis viridiaurata, P. paludosus, |
|
NEDERLANDSE NAAM: paradijsvis. |
|
MAXIMALE GROOTTE: man max. 10 cm; vrouwtje iets kleiner. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: man heeft een verlengde rug-, aars- en staartvin. Vrouw niet zo kleurrijk en een zilverachtige buik. |
Stelt geen eisen. Ook in onverwarmde aquaria en tuinvijvers |
HOUDBAARHEID: Een van de gemakkelijkst te verzorgen vissen. Aquarium 50 l reeds voldoende. Flinke beplanting en drijfplanten. Belangrijk is de luchtruimte tussen het water en de dekruiten, de vissen nemen rechtstreeks lucht uit de lucht. Lucht dient dezelfde temperatuur te hebben als het water. Aquarium goed afsluiten met dekruiten. Kunnen ook in onverwarmde aquaria en in de zomer in tuinvijvers gehouden worden. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
kweek |
Zuurtegraad pH |
|
|
|
Totale hardheid °DH |
|
|
|
Temperatuur °C |
10 - 30 |
15 - 20 |
20 - 24 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Vietnam, China, Korea, Taiwan en Hainaneilanden. |
|
|
|
BIOTOOP: in ondiep, stilstaande en langzaam stromende wateren. Veel aangetroffen in rijstvelden. |
Zeer onverdraagzaam |
GEDRAG: kunnen zeer onverdraagzaam zijn tegenover elkaar en andere vissen. Niet geschikt voor het gezelschapsaquarium met kleine vissen. Beter als paartje in een speciaalaquarium. Uitstekende verdelger van planariën (platwormen). |
Alleseter |
VOEDSEL: lust werkelijk alles in flinke hoeveelheden. Kunnen zich werkelijk een ronde buik eten. |
Zeer eenvoudig. Schoolvoorbeeld voor beginners |
KWEEK: planten zich voort bij de minste temperatuurverhoging. Waterstand op 6 à 10 cm brengen. Man bouwt groot schuimnest onder drijvende planten. Vrouw wordt omstrengeld onder het nest. Bevruchte eitjes stijgen in het nest. Verloren eitjes door de man terug in het nest gespuwd. 100 à 150 eitjes worden afgelegd. Man verzorgt broed. Vrouw best verwijderen. Zeer kleine jongen komen uit na 2-3 dagen. Eerst voederen met infuus, gezeefde watervlooien, e.d.. |
|
BIJZONDERHEDEN: een van de eerst ingevoerde siervissen in Europa (1869). M. o. concolor Ahl, 1939 uit Zuid-Indochina is een ondersoort met volledig zwart lichaam. Ook een witte albino kweekvorm is in de handel. |