|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: door Heckel, 1840, als Acara dorsiger, in Annalen des Wiener Museum 2 (1):248. |
|
SYNONIEM: Aequidens dorsigera, Nannacara dorsigera, Parvacara dorsigera |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: De mannetjes bereiken een lengte van ongeveer acht centimeter. De vrouwtjes blijven wel twee centimeter kleiner. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: Bij jonge dieren zijn de geslachten met de bereikte lichaamslengte van elkaar te onderscheiden. Ouder wordende mannetjes vertonen een aanzet van een voorhoofdsbult. |
|
HOUDBAARHEID: Vrij gemakkelijk te houden. Verkiest een donkere bodembedekking; donker zand of lavagruis is dus wenselijk. Een redelijk dichte beplanting, met liefst stevige planten, wat kienhout en enkele gladde stenen - als afzetsubstraat - maken deel uit van de aquariuminrichting. Boven de mogelijke afzetplaats kan men het licht best wat dimmen, dit kan bijvoorbeeld d.m.v. wat drijfgroen. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
7 - 7,4 |
|
Totale hardheid °DH |
|
|
|
Temperatuur °C |
|
24 - 26 |
24 - 28 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Brazilie : stroomgebleden van de Paraguay-rivier, Guapore, en de Rio Allegre. Bolivië : omgeving van Trinidad |
|
|
|
BIOTOOP: Een juiste biotoop-beschrijving staat ons niet ter beschikking. Plaatselijk wordt de soort "Boho" genoemd, wat verwijzend naar hun geringe schuwheid, waardoor ze a.h.w. met de hand kunnen gevangen worden - zoveel als "domme" betekent. |
|
GEDRAG: Zeer vredelievende vis, die men niet met agressieve soorten dient samen te houden. Apistogramma-soorten en enkele kleine zalmsoorten of levendbarenden zijn, als gezelschap, wel aan te raden. De aanwezigheid van andere vissen in het aquarium bevordert of stimuleert de broedzorg. |
|
VOEDSEL: Weinig kieskeurig. Zowel levend als droogvoer, maar ook plantaardig voedsel wordt gegeten. |
|
KWEEK: Na een baltsperiode van een drietal dagen begint de eigenlijke ei-afzetting. Het legsel bevat zo'n 300-tal, licht roodbruine, eieren die bij voorkeur op een horizontaal of schuinopstaand substraat worden afgezet. Bij een temperatuur van 28°C. kunnen de embryo's na 40 tot 44 uren uit het ei-omhulsels gehaald worden door de ouders, waarna ze in ondiepe kuiltjes worden ondergebracht. De vier eerstvolgende dagen worden ze regelmatig naar telkens andere kuilen overgebracht. Na de eerste zwembewegingen, in een kuil, gaan de jonge visjes - die dan ongeveer 4,5 mm groot zijn - met de ouderdieren voor het eerst naar "buiten". Als eerste voer blijken raderdiertjes en Cyclops-naupliën ideaal. Artemia-naupliën bijken aanvankelijk iets te groot voor de kleine muiltjes van deze soort. ln de eerste weken is het zeer belangrijk om de samenstelling van het water niet bruusk te veranderen. |
|
BIJZONDERHEDEN: |