Deraniyagala, 1937
Foto: Robert Van Mossevelde
Foto: Robert Van Mossevelde
| IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Belontiidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
| EERSTBESCHRIJVING: in 1937, door P. E. P. Deraniyagala, als Malpulutta kretseri, in Ceylon Journ. Sci. 20(3):353. | |||||||||||||||||||||||||||||
| SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||||||
| NEDERLANDSE NAAM: | |||||||||||||||||||||||||||||
| MAXIMALE GROOTTE: 9 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
| GESLACHTSONDERSCHEID: het mannetje is groter en heeft een lang uitgegroeide rug- en staartvin. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Moeilijk. | HOUDBAARHEID: niet zo gemakkelijk. Deze visjes vragen een aquarium voor hen alleen, mede doordat ze zowel de bovenzone als de bodem bewonen, ze graag hun eitjes juist boven de bodem afzetten en ze zo klein en teer zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
| VERSPREIDING: Azië: Sri Lanka. | |||||||||||||||||||||||||||||
 |
 |
||||||||||||||||||||||||||||
| BIOTOOP: komt voor in kleine beken met een dichte plantengroei. Ze werden voor het eerst ingevoerd door Geissler en Bader in 1966. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Schuw. | GEDRAG: schuwe vriendelijke visjes. Weinig en langzaam bewegende dieren die men best zonder medebewoners houdt. Indien toch, dan liefst met de kleinste Colisa-soorten. Aan de waterwaarden stellen ze niet zoveel eisen. | ||||||||||||||||||||||||||||
| Klein levend voedsel. | VOEDSEL: alle soorten klein levend voedsel: zwarte muggenlarven, Daphnia, Artemia. Ook in diepvriesvorm. Liefst geen droogvoer dat slechts sporadisch genomen wordt. | ||||||||||||||||||||||||||||
| KWEEK: in zacht water en bij goede voedering met levend voedsel is de kweek wel mogelijk. Ze leggen af in kleine holen en gaten dicht bij de bodem. Ik kweekte deze visjes meermaals in een dicht beplant aquarium van ongeveer 60 cm en met een waterstand van 20 cm. Tussen de planten en het versteende hout maakte ik ongeveer 5 cm boven de bodem een houten lepel vast, met de holte naar beneden. Onder deze kleine holte maakten ze hun schuimnestje waarin ze ongeveer 35 eitjes aflegden die door het mannetje alleen bewaakt en verzorgd werden. Ze werden grootgebracht met vers ontloken Artemia en heel in het begin met fijngeknepen eierdooier. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Springers. | BIJZONDERHEDEN: is slechts zelden in de handel te vinden. Het aquarium dient goed afgedekt te worden omdat ze graag springen. |
