|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1976, door W.E. Burgess, als Pseudochromis lanisticola, in Tropical Fish Hobbyist 25(1):41 |
|
SYNONIEM: M. livingstonii (Sommige ichtyologen beschouwen de vis als een ondersoort van M. livingstonii) Metriaclima lanisticola |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: de mannetjes kunnen tot 15 cm groot worden, al is dit afhankelijk van de vindplaats. In de natuur vindt men meestal dieren van ca. 7 cm terug. Hun kleur is geelachtig waarbij vooral de aarsvin opvalt. Het lichaam vertoont 5 (soms) vage dwarsstrepen die maar tot de buik doorlopen. In de kop neemt men soms blauwe tinten waar |
Eivlekken |
GESLACHTSONDERSCHEID: alhoewel verscheidene varianten bekend zijn (de foto toont M. lanisticola "Yellow") bezit het mannetje in de aarsvin altijd enkele duidelijke, geelgekleurde, eivlekken en is hij feller gekleurd. Het vrouwtje bezit weinig of geen kleur, heeft wel dezelfde dwarsbandentekening en blijft iets kleiner dan het mannetje. |
|
HOUDBAARHEID: gemakkelijk houdbaar indien voor hen een geschikt gedeelte in het aquarium voorzien wordt. De slakkenhuizen gebruiken ze in het aquarium enkel als toevluchtsoord. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
7,6 - 8,3 |
|
7 - 8 |
Totale hardheid °DH |
7 |
|
|
Temperatuur °C |
23 - 27 |
|
25 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Afrika: Malawimeer |
|
|
Zandstroken. |
BIOTOOP: M. lanisticola is een bewoner van de open zandvlakte en van zandstroken tussen de rotsen in het Malawimeer en komt overal in het meer voor. |
Niet te klein aquarium |
GEDRAG: de dieren zijn vredelievend. Toch mag het aquarium niet te
klein genomen worden! |
|
VOEDSEL: in de natuur voeden zij zich met resten uit het sediment of halen zij hun voedsel uit het zand. Waarschijnlijk betreft het hier kiezelalgen en kleine kreeftachtigen. |
Muilbroeders |
KWEEK: de vissen zijn maternale muilbroeders. In de natuur kweken ze niet in schelpen, al wordt dit soms zo vermeld! Men treft er wel veel jonge dieren in aan die de schelpen, na het vrijzwemmen, als schuilplaats tegen predatoren gebruiken. Het paaien gebeurt echter in de overgangszone van de zand-rotsbiotoop. |
|
BIJZONDERHEDEN: |