(Rendahl, 1922)
Foto: A. van den Nieuwenhuizen
Foto: A. van den Nieuwenhuizen
| IDENTITEIT: orde: Osteichthyes; familie: Melanotaeniidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
| EERSTBESCHRIJVING: In 1922, door L. Rendahl, als Rhombosoma trifasciata in Meddr. zool. Mus. Oslo 5: 182 | |||||||||||||||||||||||||||||
| SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||||||
| NEDERLANDSE NAAM: Driebandregenboogvis | |||||||||||||||||||||||||||||
| MAXIMALE GROOTTE: Man ca. 11 cm, vrouwtje 10 cm | |||||||||||||||||||||||||||||
| GESLACHTSONDERSCHEID: Benevens door de grootte, onderscheidt het mannetje zich ook door een intensere kleur. | |||||||||||||||||||||||||||||
| HOUDBAARHEID: Verlangt een niet te klein aquarium met helder en zuurstofrijk water. Stelt geen bijzondere eisen. | |||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
| VERSPREIDING: Australië: Cape York - Schiereiland en Northern Territory (o.a. Mary River en Arnhem Land) | |||||||||||||||||||||||||||||
 |
 | ||||||||||||||||||||||||||||
| BIOTOOP: Meestal in smalle beekjes en waterpoelen, zowel boven een rots- of keibodem als op dichtbeplante plaatsen. Verbergen zich tussen boomstronken en takken. | |||||||||||||||||||||||||||||
| GEDRAG: Zoals alle andere regenboogvissen is het een bijzonder rustige soort, die houdt van stoeien in fijne planten zoals javamos. Houdt van een regelmatige watervewersing. Heeft de meest intense kleuren 's morgens en vooral bij invallend zonlicht. | |||||||||||||||||||||||||||||
| VOEDSEL: Houdt van afwisselend levend voer, waarbij allerlei muggelarven bovenaan op de verlanglijst staan. Daphnia worden met veel plezier genomen. Geen moeilijke eters. | |||||||||||||||||||||||||||||
| KWEEK: De kweek lukt gemakkelijk en, mits ze te houden in een dichtbeplant aquarium, waarin javamos niet ontbreekt, zullen er regelmatig jonge dieren kunnen opgemerkt worden. Wensen we een grotere opbrengst, dan plaatsen we een stel in een kweekbak van ongeveer 50 l. We zorgen hierin uiteraard ook voor een goede dot javamos. We kunnen nu dagelijks de dot vervangen en dan zullen we vaststellen dat er zich steeds eitjes in bevinden. Ook kunnen we na een 8-tal dagen de ouders verwijderen. De eitjes komen na een incubatie van ca. 8 dagen uit. Nu voederen we overvloedig met infusie. Het zijn aanvankelijk trage groeiers die na 5 dagen Artemia-naupliën aankunnen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| BIJZONDERHEDEN: |
