(Boulenger, 1912)
Foto: Robert Van Mossevelde
Foto: Robert Van Mossevelde
| IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Belontiidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
| EERSTBESCHRIJVING: in 1912, door G.A. Boulenger, als Anabas ansorgii, in Ann. Mus. Congo Belge (Ser.1) 2(3):23. | |||||||||||||||||||||||||||||
| SYNONIEM: Ctenopoma ansorgii. | |||||||||||||||||||||||||||||
| NEDERLANDSE NAAM: | |||||||||||||||||||||||||||||
| MAXIMALE GROOTTE: 8 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
| GESLACHTSONDERSCHEID: de geslachten zijn niet gemakkelijk te onderscheiden. De mannetjes zijn wat kleuriger in het rode gedeelte van de rug- en buikvin. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Schuilplaatsen voorzien. | HOUDBAARHEID: in een speciaalaquarium met wat schuilplaatsen en een dichte randbeplanting goed te houden. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
| VERSPREIDING: West-Afrika, Congo (Kinshasa). | |||||||||||||||||||||||||||||
 |
 |
||||||||||||||||||||||||||||
| BIOTOOP: ze leven in inhammen van grote rivieren op rustige plaatsen tussen de vegetatie. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Rooflustig. | GEDRAG: tegenover kleinere vissen zeer rooflustig, dus best samen houden met andere robuuste vissen die tegen een stootje kunnen. Bodemvissen zoals Corydoras-soorten hebben van hen geen last. | ||||||||||||||||||||||||||||
| VOEDSEL: alle soorten krachtig levend voedsel. Ook diepvriesvoer. Vlokkenvoer wordt zelden genomen. Eten ook kleine meel- en regenwormen. | |||||||||||||||||||||||||||||
| Schuimnestbouwers. | KWEEK: dicht beplante kweekbak met een zwakke doorstroming en een zwakke filtering. Veel drijfplanten waartussen ze hun schuimnest verankeren. De waterstand best laten dalen tot 15 à 20 cm. In zacht water met een temperatuur van ongeveer 26°C. De jongen de eerste dagen voederen met stofvoeder of pantoffeldiertjes. Na 8 dagen kan men Artemia geven. Het mannetje verzorgt het legsel en wat later de jongen. Het vrouwtje kan men best uit de kweekbak vangen. | ||||||||||||||||||||||||||||
| BIJZONDERHEDEN: zeer variabele kleuring, van Turks-rood tot oranje. Voor het eerst ingevoerd in 1955. M. ansorgii is, zoals alle West-Afrikaanse labyrintvissen, een weinig in de handel aangeboden soort. Normaal dus dat ze ook weinig door de liefhebbers gehouden wordt. Deze soort is meestal gekend als Ctenopoma ansorgii, maar werd in 1995 door S. M. Norris is het genus Microctenopoma ondergebracht. |
