|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1905, door C. T. Regan, als Nannacara anomala in Ann. Mag. Nat. Hist. (7) 15:344 |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: Dambordcichlide |
|
MAXIMALE GROOTTE: Mannetjes tot 8 cm ; vrouwtjes 5 cm |
Gemakkelijk |
GESLACHTSONDERSCHEID: Het mannetje is niet alleen groter, hij is in normale omstandigheden ook kleurrijker en hij heeft een gezoomde rugvin. Het vrouwtje is mat leemkleurig, met meestal twee donkere lengtestrepen. Haar bruidstooi is zoals op de foto; vandaar ook de Nederlandse naam. |
|
HOUDBAARHEID: Zowel in een kleiner als groter gezelschaps- of biotoopaquarium. Normale beplanting. Alleen in de broedtijd wordt een kuiltje gegraven. Graag enkele schuilgelegenheden als geen dichte beplanting voorzien is. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
6,5 - 7,5 |
6,5 - 7,5 |
Totale hardheid °DH |
|
5 -15 |
5 - 15 |
Temperatuur °C |
|
22 - 28 |
24 - 28 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Zuid-Amerika: West-Guyana en Venezuela. |
|
|
Schuilgelegenheid nodig |
BIOTOOP: Stilstaande tot langzaam stromende wateren met veel schuilmogelijkheden in de vorm van in het water gevallen takken en oevervegetatie. |
Territoriumvormend |
GEDRAG: Vredelievend. Het vrouwtje vertoont in haar gedragingen een belangwekkende bijzonderheid: heeft ze geen jongen te verzorgen, dan gebeurt het vaak dat ze een zwerm watervlooien of een wriemelend kluitje Tubifex verdedigt. Hierbij voedt ze zich niet met hetgeen ze zo hartstochtelijk verzorgt. |
Levend voer |
VOEDSEL: Nemen alle levend voedsel met een voorkeur voor muggelarven en wormachtigen. |
Broedverzorging door het vrouwtje |
KWEEK: Beide ouders reinigen de afzetplaats, welke steeds moeilijk bereikbaar is. Zijn geen holen voorhanden, dan kiezen ze wel een plantenblad of een vlakke steen. ls het aquarium niet groot, dan moet na het afzetten het mannetje verwijderd worden, want hij wordt hoegenaamd niet meer bij het legsel geduld. ln een groter aquarium is gelijktijdige polygamie niet uitgesloten. Het vrouwtje verdedigt bijzonder goed het broed. De larven komen uit na 2-3 dagen en worden door het vrouwtje naar een kuiltje overgebracht. Tijdens de volgende vijf dagen verhuist het vrouwtje, zo nodig, de larven. Bij het vrijzwemmen, onder de hoede van de moeder, is fijn voedsel noodzakelijk. De eerste dagen reageren de jongen sterk op optische signalen vanwege de moeder. Groeien behoorlijk en kunnen spoedig grovere stukken aan. Als de samenhang van de bende afzwakt, zoekt het vrouwtje opnieuw het gezelschap op van de man. |
|
BIJZONDERHEDEN: |