|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1984, door D. J. Stewart en T. R. Roberts, als Nanochromis transvestitus, in Copeia 1984(1):82. |
|
SYNONIEM: |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: 8 - 10 cm. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: hier zijn de rollen omgekeerd: bij deze visjes is het niet het mannetje dat de mooiste is, maar het vrouwtje. Het vrouwtje toont ons een veel mooiere kleuring en ook een attractievere tekening. Dit gaf aanleiding tot de naam "transvestitus". |
Geen beginnersvis. |
HOUDBAARHEID: is toch nog altijd een probleemvisje. Daar zullen de extreme waterwaarden die ze vragen wel niet vreemd aan zijn: zacht en zuurstofrijk water, met een pH van 5 tot 6. Voor de kweek mag het water zelfs nog wat zuurder zijn. Een pH van 4,5 is zeker geen uitzondering. Alleszins geen visje voor de beginnende liefhebber. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
4,5 - 5,5 |
5 - 6 |
5 - 5,5 |
Totale hardheid °DH |
|
5 - 6 |
5 - 6 |
Temperatuur °C |
24 - 26 |
24 - 26 |
25 - 27 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Afrika: Mai-Ndombe meer. |
|
|
|
BIOTOOP: deze voor het eerst in de jaren tachtig ingevoerde dwergcichlide heeft zijn natuurlijke biotoop in het Mai-Ndombe meer en de aangrenzende rivieren in Kongo. Dit meer is ook nog onder de benaming Inogor en Leopold II bekend. |
|
GEDRAG: samenhouden met andere kleine vissen die ongeveer dezelfde waterwaarden bewonen, is goed mogelijk, daar deze soort zich zelden agressief tegenover andere aquariumbewoners gedraagt. In een middelgroot aquarium kunnen meerdere paartjes samengehouden worden. Ze bezetten kleine territoria die ze tegen andere visjes verdedigen. Ze houden van kleine holen en gaten waar alleen zij binnen kunnen. Het is ook daar dat ze hun broedplaats inrichten. |
Levend voedsel. |
VOEDSEL: liefst levend klein voedsel: Artemia, Daphnia, Cyclops, ... ook in diepvriesvorm. In mijn aquarium werden ze geregeld gevoederd met Artemia, waarop trouwens alle dwergcichliden verzot zijn. |
Monogame holenbroeder. |
KWEEK: monogame holenbroeder. Kweken doet men best in een aquarium dat speciaal voor hen ingericht is. Zacht (5 à 6 DH) en zuur water (pH 4,5 à 5,5), bij een temperatuur van rond de 27°C. Deze soort leeft in een vader-moederfamilie. Dat betekent dat het wijfje het legsel bewaakt en verzorgt, terwijl de man het territorium rond de broedplaats bewaakt. Bij het vrijzwemmen van de ongeveer 60 jongen, worden deze afwisselend door beide ouderdieren rondgeleid door het gehele aquarium op zoek naar voedsel, dat het best uit vers ontloken Artemia bestaat. |
|
BIJZONDERHEDEN: behoort tot de spectaculairste ontdekkingen van de laatste 25 jaar. Het zijn nog altijd visjes voor de specialisten. |