Neolamprologus brevis
(Boulenger, 1899)

Neolamprologus brevis
Foto: Robert Van Mossevelde

IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1899, door G. A. Boulenger, als Lamprologus brevis, in Ann. Mus. Congo 1(5):115.
SYNONIEM: Lamprologus taeniurus
NEDERLANDSE NAAM:
MAXIMALE GROOTTE: 6 cm.
GESLACHTSONDERSCHEID: de zekere onderscheiding der geslachten is zeer moeilijk. Bij volwassen dieren is het mannetje wat groter en heeft in de bovenrand van de rugvin een duidelijke oranje gekleurde zoom die bij de wijfjes ontbreekt.
HOUDBAARHEID: in een aquarium met een uit fijn zand bestaande bodem van ongeveer 5 à 6 cm dikte en met enkele lege slakkenhuizen, kunnen ze goed en mooi op kleur gehouden worden. De dieren graven zelf hun slakkenhuis in, wat een mooi schouwspel oplevert. Bij gevaar trekken ze zich hierin onmiddellijk terug. In grotere aquaria kunnen meerdere harems in vrede samenleven.
DIERENRIJK
Z h XXXIV 68
       
Milieu Aquarium Kweek
Zuurtegraad pH 7,5 - 8 7 - 8 7,5 - 8
Totale hardheid °DH 10
Temperatuur °C 24 - 27 23 - 26 24 - 26
Geleidbaarheid µS
VERSPREIDING: Afrika: Tanganyika-meer.
Kaart voorkomen
BIOTOOP: endemisch voorkomend in het Tanganyika-meer. De soort bewoont daar zacht glooiende en uit fijn zand bestaande bodems op een diepte van 5 tot 40 meter, waar slakken van het genus Neothauma in grote aantallen voorkomen. De huisjes van deze slak worden als vluchtmogelijkheid gebruikt en als legplaats voor hun eitjes.
GEDRAG: de mannetjes zijn zeer agressief tegenover elkaar. Niet zelden en zeker in een te klein aquarium, komt het tot zware gevechten, tot er één het onderspit delft. De vrouwtjes zijn alleen agressief als ze jongen hebben. Wat stenen en een goede randbeplanting is aan te raden.
VOEDSEL: liefst levend voedsel zoals en zwarte muggenlarven. Stukjes mossel en garnaal worden eveneens graag genomen.
KWEEK: in middelhard (15°DH) en licht tot matig alkalisch (pH 7,5 à 8,5) water, bij een temperatuur rond de 25 à 26°C goed mogelijk. Enkele slakkenhuisjes worden ingegraven door henzelf, tot alleen de opening nog zichtbaar is. Dit huisje wordt gedraaid en gekeerd tot het voor hen goed ligt. Het wijfje begint aan de hofmakerij en zwemt dan plotseling naar het door haar uitgekozen slakkenhuisje om er eitjes af te zetten. Ze verdwijnt bijna geheel in het schelpje. Alleen de staartvin steekt er nog uit. Het mannetje volgt het wijfje tot juist voor de schelp en met trillende bewegingen stoot hij zijn sperma uit, dat dan de afgelegde eitjes bevrucht. Na het afleggen wordt het mannetje niet meer in de nabijheid van het legsel geduld. Er worden 20 à 25 eitjes afgezet. De ontwikkeling duurt bij 26°C ongeveer 24 uren. De jongen zwemmen na 6 dagen vrij en worden met Artemia-naupliën grootgebracht. Het wijfje verzorgt het jongbroed 2 à 3 weken.
BIJZONDERHEDEN: ik heb nooit grotere nesten gehad dan 26 jongen.
Bewerkt door:
Robert Van Mossevelde, januari 2002
Laatst bijgewerkt op: 06-05-2014
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE