Foto: Luc Coppens
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1952 door Trewavas en Poll als Lamprologus savoryi in "Bulletin du Musée Royal d'Histoire Naturelle de Belgique" v. 28 (50) 1-16 | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Lamprologus savoryi elongatus, Neolamprologus brichardi, Neolamprologus elongatus. | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: elfencichlide; lierstaartcichlide; prinses van Burundi. | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 10 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
Geen. | GESLACHTSONDERSCHEID: monomorf (beide geslachten zijn niet van elkaar te onderscheiden). | ||||||||||||||||||||||||||||
Niet moeilijk. | HOUDBAARHEID: goed houdbaar in een niet te klein aquarium. Om meerdere koppels bij elkaar te houden dienen er zeer veel schuilplaatsen te zijn. Een grote rotsformatie is ideaal. Planten hoeven niet, maar kunnen; ze worden met rust gelaten. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Afrika: endemisch in het Tanganyikameer. | |||||||||||||||||||||||||||||
Rotsbewoner. | BIOTOOP: in de noordelijke helft van het meer. Langsheen de rotsachtige kusten tot op een diepte van 10 m komen ze vrij talrijk voor. Er is geen planten- wel algengroei. | ||||||||||||||||||||||||||||
Agressief Territoriumvormer. |
GEDRAG: kan zeer agressief zijn tegenover soortgenoten, vooral wanneer deze pas in het aquarium zijn ingebracht. Niet territoriale exemplaren verwijderen: ze worden vroeg of laat toch het slachtoffer van de agressiviteit van een territoriumbezettend koppel. In de paaitijd zijn het fanatieke verdedigers van hun nakomelingen. Bij het ouder worden ontwikkelen deze dieren een lichte voorhoofdsbult. | ||||||||||||||||||||||||||||
Kleine brokjes. | VOEDSEL: zij zijn niet kieskeurig en nemen alle levend-, diepvries- en droogvoer aan, echter in kleine brokjes. Afwisselend menu is aan te raden. | ||||||||||||||||||||||||||||
Substraatbroeders. Holenbroeders. |
KWEEK: kweekrijp vanaf 5 cm. De ouderdieren vormen een stabiel paar en bezetten samen een territorium. Het zijn overdekte-substraatbroeders. Er bestaat een zekere arbeidsverdeling: het vrouwtje zorgt voor het broedsel, de man verdedigt het territorium. De eieren worden aan de bovenkant van een hol afgezet, hiervoor moeten beide ouderdieren zich ondersteboven draaien. Het aantal eieren schommelt tussen 50 en 200 stuks. Het vrouwtje nipt voortdurend aan de eitjes. Na 2de dag komen ze uit en worden de larfjes met een hechtorgaantje tegen de zoldering van het hol bevestigd. 7 dagen na het kippen zwemmen de jongen vrij. Nu moeten zij gevoederd worden met zeer klein voer. De jongen worden niet verjaagd bij een volgend broedsel. Jongen uit een vorig nest helpen bij de broedzorg. Teveel jongen echter remmen de voortplanting. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: deze soort werd eerst door Trewavas & Poll in 1952 beschreven als ondersoort van Lamprologus savoryi: nl. L. s. elongatus. Omdat de naam elongatus evenwel reeds in gebruik was (Lamprologus elongatus Boulenger, 1898), werd het jonger homoniem vervangen door brichardi. |