Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1956 door M. Poll als Lamprologus leleupi in "Res. scient. explor. hygrobiol. Lac Tanganika", 3(5B):591. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: citroencichlide. | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: 10 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
Zeer miniem. | GESLACHTSONDERSCHEID: zeer miniem: volwassen mannetjes krijgen een lichte voorhoofdsbult en kunnen wat groter zijn dan de vrouwtjes. | ||||||||||||||||||||||||||||
Geen problemen. | HOUDBAARHEID: redelijk gemakkelijk te houden. Een niet te klein aquarium met zeer veel schuilmogelijkheden indien men meerdere koppels wilt samenhouden. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: Afrika: endemisch in het Tanganyikameer. | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: langsheen de noordwest- en oostkust van het meer. Zij komen voor langs de rotskusten op een diepte tussen de 3 en 40 m. | |||||||||||||||||||||||||||||
Zeer agressief | GEDRAG: territoriumbezettende koppels zijn zeer agressief tegenover soortgenoten. Tegenover soorten die qua kleur en vorm sterk afwijken zijn ze relatief verdraagzaam. | ||||||||||||||||||||||||||||
Kreeftachtigen. | VOEDSEL: in de natuur hoofdzakelijk kleine kreeftachtigen. In het aquarium naast Krill, Mysis, Daphnia en Cyclops, ook muggenlarven en droogvoer. |
||||||||||||||||||||||||||||
Niet zo eenvoudig. Jongen voeren in het hol! |
KWEEK: ouderfamilie. Substraatbroeder in een overdekt substraat. De eitjes worden afgelegd tegen de zoldering en de wanden van een hol: te vergelijken met N. brichardi. Het aantal eitjes kan oplopen tot een 100-tal. Na 2 à 3 dagen komen de jongen uit en worden dan op de bodem van het hol verzameld. Zowat 1 week later zwemmen ze vrij. Nu moet er klein voedsel in het hol gebracht worden (b.v. met pipet) want het duurt nog enkele dagen voor ze het hol verlaten. | ||||||||||||||||||||||||||||
BIJZONDERHEDEN: er zijn 3 ondersoorten beschreven: De typesoort N. l. leleupi die geel is, N. l. melas Matthes, 1959 een eerder grauwe vis en N. l. longior Staeck, 1980 die schitterend oranje gekleurd is. |