|
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Cobitidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: ln 1822, door F. Hamilton, als Cobitis botia, in "An account of the lishes ol the Ganges" p. 350. |
|
SYNONIEM: Noemacheilus botia |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: In de natuur 6 cm; in het aquarium 8 cm. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: Mannetjes kleuren roodachtig bij optredende paaidrift. Vrouwtje is dikker en iets groter. |
Opletten met vers leidingwater |
HOUDBAARHEID: Zowel gezelschaps- als speciaalaquaria. Waterverversing aan te bevelen. Gevoelig voor chemische stoffen (o.a. chloor). Matige beplanting (Cryptocoryne, Aponogeton) en drijtplanten. Zorgen voor schuilplaatsen. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
5,5 - 7,5 |
6 - 7,5 |
7 - 7,5 |
Totale hardheid °DH |
0 - 9 |
6 - 9 |
0 - 9 |
Temperatuur °C |
28 - 31 |
25 - 25 |
25 - 27 |
Geleidbaarheid µS |
26 - 660 |
|
|
|
|
VERSPREIDING: Pakistan (Indus-bekken) - gans Indië - Bangla Desj - Birma - Sri Lanka |
|
|
|
BIOTOOP: Zowel snelstromende beken en rivieren met rotsachtige ondergrond als stilstaande poelen met zachte bodem. |
Zeer levendige dieren maar schuw |
GEDRAG: Schemeringsdieren, die ook overdag actief zijn. Erg schuw: vluchten bij de geringste beweging voor de aquariumruit. Territoriumvorrnend: aantal te houden exemplaren is afhankelijk van het beschikbare bodemoppervlak. Bijna constant in beweging. |
Alleseters |
VOEDSEL: Alleseters, voorkeur voor muggelarven. |
Toevalskweken |
KWEEK: Worden kweekrijp na een tweetal jaren (Het duidelijk afgetekende dwarsstrepenpatroon van de jeugdige dieren wordt vervangen door een zeer donkerbruine kleur, waarin nog slechts vaag een marrnerachtige tekening te bespeuren valt. Er komen ook jongen groot in een niet te dicht bevolkt, goed beplant Sri Lanka-gezelschapsaquarium. Naar eigen waameming. (H. Voet). - Speciaalaquarium, matige belichting, zacht water (filteren over turl), temperatuur tot 27°. Onrustige periode kondigt de paring aan. Wilde jacht door het aquarium, gevolgd door vrij afleggen in javamos. Per keer 20 à 25 eieren. Totaal tot 150 eieren. Opkweek niet al te moeilijk. |
Ondersoorten |
BIJZONDERHEDEN: Twee ondersoorten zijn gekend op basis van kleur en zijlijn: A. botia botia (volledige zijlijn) en A. botia aureus (onvolledige zijlijn, van begin rugvin tot staartwortel, mooier gekleurd en zeldzamer). Sommige auteurs beschouwen A. aureus als zelfstandige soort. |