Pyrrhulina laeta
(Cope, 1871)

[Foto Pyrrhulina laeta]
Foto: Arend van den Nieuwenhuizen

IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Lebiasinidae.
EERSTBESCHRIJVING: in 1871 door E. D. Cope als Holotaxis leatus in "Proc. Acad. Nat. Sci. Philadelphia", 23:257.
SYNONIEM: Copeina nattereri Eigenmann, 1910.
NEDERLANDSE NAAM:
MAXIMALE GROOTTE: man 10 cm, vrouw 8 cm.
GESLACHTSONDERSCHEID: mannetje: groter - langere rugvin, buikvinnen en bovenste staartvinlob - staartvin, aarsvin en buikvinnen doorzichtig rood indien op kleur - brede donkere lengteband met blauwpaarse reflectiekleuren, waarin 2 rijen rode stippen (bij paring). Vrouwtje: dikkere buikpartij, kortere vinnen, minder kleur.
HOUDBAARHEID: probleemloos - groot aquarium - kleurt beter in zacht water - verdraagt leidingwater - randbeplanting rond open zwemruimte - vereist planten met grote, stevige en gladde bladeren (eiafzetting) - waardeert drijfplanten.
DIERENRIJK
Z h XVI 09
       
Milieu Aquarium kweek
Zuurtegraad pH 4,4 - 6,8 5,1 - 7,2 5,1 - 6,6
Totale hardheid °DH 0,5 2 - 20 2 - 15
Temperatuur °C 24 - 29 24 - 25 25
Geleidbaarheid µS      
VERSPREIDING: middenloop van de Amazone; Guyanalanden.
[Kaart voorkomen
BIOTOOP: traag stromende of stilstaande oerwoudwateren; moerasgebieden; langs dicht begroeide oevers.
GEDRAG: vis van de bovenste waterlaag, doch niet exclusief - aan de rand van open water - in los schoolverband - rustig en vreedzaam, ook t.o.v. kleinere soorten - springt bij schrikken.
VOEDSEL: in de natuur: allerlei kleine insecten op het wateroppervlak.
In het aquarium: alle slootvoer e.a. levend voer en droogvoer. Lust graag fruitvliegjes, buffalowormen en mosselvlees (raspen in bevroren toestand).
KWEEK: bij voorkeur in zacht water, hard geeft meer verlies aan eieren. Afzetting op een stevig, groot, glad en ongeveer horizontaal plantenblad; in het aquarium soms ook op een onbedekte glazen bodem. Larfjes uit na ± 24 uur, niet lichtschuw: hangen aan de ruiten, doorzichtig, zwemmen ± 4 d. na het kippen der eieren. Eerst infusiediertjes voeren, na enkele dagen Artemia-naupliën, later Cyclops en qua grootte aangepast levend voer. Bereikt resultaat: 160 stuks.
BIJZONDERHEDEN: bij 1 cm grootte hapten jongen lucht, alhoewel er geen zuurstofnood in het water was en de zwemblaas reeds gevuld. Later bij het opgroeien niet meer. Bijkomend ademhalingsorgaan? Anatomisch onderzoek door vakmensen vereist.
Bewerkt door:
Harry Voet, maart 1983
Laatst bijgewerkt op: 09-07-2010
   naar Aquariumwereld Delen - Mailen - Bewaren
AANGEBODEN DOOR
AQUARIUMWERELD
UW MAANDBLAD VOOR AQUARIUM- EN TERRARIUMKUNDE