Foto: Arend van den Nieuwenhuizen
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Lebiasinidae. | |||||||||||||||||||||||||||||
EERSTBESCHRIJVING: in 1871 door E. D. Cope als Holotaxis leatus in "Proc. Acad. Nat. Sci. Philadelphia", 23:257. | |||||||||||||||||||||||||||||
SYNONIEM: Copeina nattereri Eigenmann, 1910. | |||||||||||||||||||||||||||||
NEDERLANDSE NAAM: | |||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMALE GROOTTE: man 10 cm, vrouw 8 cm. | |||||||||||||||||||||||||||||
GESLACHTSONDERSCHEID: mannetje: groter - langere rugvin, buikvinnen en bovenste staartvinlob - staartvin, aarsvin en buikvinnen doorzichtig rood indien op kleur - brede donkere lengteband met blauwpaarse reflectiekleuren, waarin 2 rijen rode stippen (bij paring). Vrouwtje: dikkere buikpartij, kortere vinnen, minder kleur. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ruim aanpassingsvermogen. | HOUDBAARHEID: probleemloos - groot aquarium - kleurt beter in zacht water - verdraagt leidingwater - randbeplanting rond open zwemruimte - vereist planten met grote, stevige en gladde bladeren (eiafzetting) - waardeert drijfplanten. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
VERSPREIDING: middenloop van de Amazone; Guyanalanden. | |||||||||||||||||||||||||||||
BIOTOOP: traag stromende of stilstaande oerwoudwateren; moerasgebieden; langs dicht begroeide oevers. | |||||||||||||||||||||||||||||
Bewoner bovenste waterlaag. Rustig. |
GEDRAG: vis van de bovenste waterlaag, doch niet exclusief - aan de rand van open water - in los schoolverband - rustig en vreedzaam, ook t.o.v. kleinere soorten - springt bij schrikken. | ||||||||||||||||||||||||||||
Voedsel aan de oppervlakte. | VOEDSEL: in de natuur: allerlei kleine insecten op het
wateroppervlak. In het aquarium: alle slootvoer e.a. levend voer en droogvoer. Lust graag fruitvliegjes, buffalowormen en mosselvlees (raspen in bevroren toestand). |
||||||||||||||||||||||||||||
Infusie vereist. | KWEEK: bij voorkeur in zacht water, hard geeft meer verlies aan eieren. Afzetting op een stevig, groot, glad en ongeveer horizontaal plantenblad; in het aquarium soms ook op een onbedekte glazen bodem. Larfjes uit na ± 24 uur, niet lichtschuw: hangen aan de ruiten, doorzichtig, zwemmen ± 4 d. na het kippen der eieren. Eerst infusiediertjes voeren, na enkele dagen Artemia-naupliën, later Cyclops en qua grootte aangepast levend voer. Bereikt resultaat: 160 stuks. | ||||||||||||||||||||||||||||
Tijdelijke luchtademhaling. | BIJZONDERHEDEN: bij 1 cm grootte hapten jongen lucht, alhoewel er geen zuurstofnood in het water was en de zwemblaas reeds gevuld. Later bij het opgroeien niet meer. Bijkomend ademhalingsorgaan? Anatomisch onderzoek door vakmensen vereist. |