|
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Characidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: In 1956, door L. P. Schultz, als Cheirodon axelrodi in T.F.H. 4(4): 42 |
|
SYNONIEM: Hyphessobrycon cardinalis: Myers + Weitzman |
|
NEDERLANDSE NAAM: Kardinaaltetra, kardinaalneon, of kortweg rode neon. |
|
MAXIMALE GROOTTE: 45 - 55 mm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: rouwtje is iets volumineuzer. Volwassen mannetjes zijn kleiner. |
Probleemloos |
HOUDBAARHEID: Vrij eenvoudig en praktisch probleemloos. Enkele voorwaarden zijn: Een dicht plantenbestand, een donkere bodem, neutraal, zacht tot middelhard water en gedempt licht. Steeds met meerdere exemplaren samen onderbrengen. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
6 - 7 |
5,5 |
Totale hardheid °DH |
|
6 - 9 |
3 - 4 |
Temperatuur °C |
|
22 - 25 |
25 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Zuid-Amerika: Stroomgebied van de Amazone Rio Negro, Rio Jtuz en het bronmeer van de Aduja. |
|
|
|
BIOTOOP: Overschaduwde oervvoudkreken en bosmeertjes. ln helder maar donkerbruin water. Het z.g. "zwart" water is mineraal- en kalkloos, met veel organische stoffen en humuszuren |
Vredelievend Schoolvisje |
GEDRAG: Schoolvisje, gevoeliger dan de neon-tetra, doch taaier en hogere temperaturen verdragend. Goede zwemmer, die door zijn speelsheid en opvallende kleuren de aandacht trekt. Vredelievend, geen enkele andere vis lastig vallend en dus uitermate geschikt voor het gezelschapsaquarium. Bevolkt zowat alle waterlagen en vertoeft geregeld onder het drijfgroen. Neemt in noodsituaties niet zelden een levenloze houding aan. |
|
VOEDSEL: Weinig eisend. Voorkeur gaat naar klein levend voer, vooral muggelarven worden graag genomen. Ook diepvriesvoer en droogvoer kunnen af en toe worden verschaft. |
Niet zo gemakkelijk |
KWEEK: Lukt lang niet altijd of probleemloos. Een goed op elkaar ingesteld paar is een eerste vereiste. In het kweekaquarium moet het water aan de gestelde eisen voldoen. De kardinaaltetra is een vrijlegger, dus fijnbladerige plantjes aanbrengen. Het kweekbakje tegen licht afschermen. Na vier dagen zijn de eitjes afgezet en kunnen de ouderdieren teruggenomen worden. Tussen de 8ste tot 10de dag kippen de eitjes. Vanaf dan voeren, eerst met slootinfuus, later met Artemia. Zowel eieren als jongbroed zijn bijzonder onderhevig aan de carbonaathardheid. Om deze reden dient na enkele weken de hardheid heel geleidelijk opgevoerd te worden. |
|
BIJZONDERHEDEN: |