|
IDENTITEIT: orde: Poeciliniidae; familie: Poeciliidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: door Miller, als Poecilia amates in Bull.Am.Mus.Nat.Hist., 23:108. Een tegenwoordig als ondersoort beschouwde naam werd beschreven in 1912, door Meek S.E.. als Poecilia pittieri, in: "New species of fishes from Costa Rica." Publ.Field Columbian Mus., 10(7):71. |
|
SYNONIEM: Poeciliopsis amates, Poeciliopsis pittieri, Poeciliopsis isthmensis, Phallichtys pittieri, Phallichtys isthmensis |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: P. amates amates: mannetje tot 3 cm, vrouwtje tot 6 cm: P. amates pittieri 1 cm groter. |
Groot gonopodium |
GESLACHTSONDERSCHEID: behalve het verschil in grootte is er bij het kleinere mannetje ook het zeer opvallend gonopodium. De wijfjes zijn groter en voller. |
Gemakkelijk |
HOUDBAARHEID: door de kleine lichaamslengte kan men ze gemakkeltik in kleine aquaria (20 cm x 20 cm x 30 cm) houden en kweken. In grotere aquaria gaan ze verloren tussen de planten en de decoratie, men zal ze dan met velen moeten samen houden. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
7,5 |
|
7,5 |
Totale hardheid °DH |
3 |
|
|
Temperatuur °C |
22 - 28 |
|
22 - 28 |
Geleidbaarheid µS |
122 |
|
|
|
|
VERSPREIDING: |
|
|
|
BIOTOOP: de P. amates van Miller: Los Amates, Guatemala, heeft een sterk uiteenlopende botoop, hoofdzakelijk zwakstromende watertjes, de meeste met lage waterstand en een slijkbodem. Daardoor verschilt de temperatuur, afhankelijk van het seizoen, nogal sterk. De ondersoort P. amates pittieri van MEEK 1912: La Junta, Costa Rica, deels in snelstromend water en heldere bergstromen. ALFARO vond ze nog op 1200 m hoogte: RADDA en zijn ploeg trof ze in februari 1980 aan op 3 plaatsen in Costa Rica. |
Groepje |
GEDRAG: een beweeglijk maar vreedzaam visje, dat zich bij niet te grote vissen opperbest voelt. Het zijn echt sociale visjes en men houdt ze dan ook best in een groepje. |
|
VOEDSEL: stellen geen hoge eisen "als het voedsel maar klein genoeg is". Muggenlarven kunnen ze niet de baas. Veeleer kleinere wormpjes zoals azijn- en microaaltjes of stotvoer. |
Zeer productief |
KWEEK: de kweek is probleemloos. Ze hebben soms wel 80 nakomelingen in een worp, wat zeer productef kan genoemd worden. Vergeleken met andere ei-levendbarenden zijn de larfjes bij de geboorte heel klein: slechts 4 mm! Het is dus zeker niet aan te raden ze bij grotere vissen te houden, daar er dan van het jongbroed net veel meer zal over blijven. De draagtijd is - afhankelijk van de omstandigheden, waaronder de temperatuur - gewoonlijk 21 tot 23 dagen Ze zijn geslachtsrijp na ongeveer 3 maanden. |
|
BIJZONDERHEDEN: P. amates amates is veeleer een gedrongen karpertje met een nogal hoge rug. De lichaamskleur is bruingeel voor beide geslachten. Met zijdelings invallend licht ziet men niet zelden een metaal glans. Verticaal doorheen de ogen ziet men een zwarte streep die feller wordt bij opwinding. De rug- en staartvin zijn gelig doorzichtig. Het dominante mannetje is de rugvin aan de bovenzijde zwart afgezoomd. Bij de mannetjes valt hun - naar verhouding - zeer lang gonopodium op, dat tot aan de staartaanzet (en soms nog verder) doorloopt. - De P. amates pittieri (naar Dr. H. Pittier) is een soort uit Costa Rica met als typelocaliteit La Junta. Deze is iets groter (mannetje tot 4 cm, wijfje tot 7 cm) en vertoont meer metaalglans op het lichaam. Houdbaarheid & kweek identiek aan P. amates amates. |