|
IDENTITEIT: orde: Atheriniformes; familie: Pseudomugilidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1866, door Kner, als Pseudomugil signifer in Sitzber. Ak. Wiss. Wien 53:543. |
|
SYNONIEM: Pseudomugil signatus, Atherina signata, Atherinosona jarnesonii. |
|
NEDERLANDSE NAAM: pacific blauwoog. |
|
MAXIMALE GROOTTE: de mannetjes worden 4 cm lang, de wijfjes 3,5 cm. De populaties uit het noorden van Australië worden veel groter: 5 tot 8 cm. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: de mannetjes hebben een diepere lichaamsvorm en langere, puntiger, kleurrijker vinnen. Bij de mannetjes is de bovenste en onderste staartrand gestreept. |
Grote school. |
HOUDBAARHEID: de soort komt enkel tot zijn recht in een grote school die zowel uit mannetjes als wijfjes moet bestaan. Mannetjes van bepaalde vindplaatsen kunnen agressief zijn indien vrouwtjes aanwezig zijn. Dit gedrag is sterk afhankelijk van de vindplaats. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
5,5 - 8,5 |
6,5 - 8 |
7,5 |
Totale hardheid °DH |
5 - 30 |
10 - 20 |
15 |
Temperatuur °C |
14 - 26 |
18 - 24 |
22 - 25 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Australië: van de Strarke River, Cape York, Queens-land tot Ulladulla, New South Wales. |
|
|
|
BIOTOOP: komt voor langs de oostkust van Australië (3000 km) in kust-, brak- en zoetwater. Ze worden aangetroffen in vijvers, beken met stroomversnellingen, moerassen en riviermondingen. Dit tussen 5 cm en 1 m diepte, boven een zand- of slibbodem. |
Speels visje. |
GEDRAG: het is een speels tot soms agressief visje. Vooral mannetjes van Herveys Creek zijn onderling onverdraagzaam. De mooie langvinnige vorm van de Rons River wordt best in een grote school gehouden (ongeveer 10 stuks). Ze zijn tolerant t.o.v. andere soorten van gelijke grootte. |
Levend voedsel. |
VOEDSEL: deze soort heeft een voorkeur voor levend voedsel. Diepvries- en droogvoer worden ook aanvaard. |
|
KWEEK: mogelijk in een kweekaquarium vanaf 25 l inhoud. Voor vormen uit de kustwateren voegt men 5 g zeezout per liter water toe. Als substraat dienen kunststoffen mops tot op de bodem. De mannetjes flaneren met gespreide vinnen en drijven de wijfjes naar het substraat. Volwassen wijfjes kunnen tot 15 eitjes per dag afzetten. De eitjes zijn groot: 1,5 tot 2 mm, en hebben kleverige draden. De incubatietijd bedraagt 17 tot 21 dagen. De mops of de ouderdieren worden vooraf verwijderd. De jongen kunnen onmiddellijk pas ontloken Artemia aan. Een luchtsteen is belangrijk voor de waterbeweging. De jongen houden zich op aan het wateroppervlak. |
Springers. |
BIJZONDERHEDEN: ze leven maximaal 2 tot 3 jaar. Het zijn springers, dus dekruiten zijn noodzakelijk. Deze soort verdient een goede verzorging: regelmatig waterverversen (1/4 tot 1/3) en afwisselend voedsel zijn belangrijk voor het behoud van de kleur in het vinnenstelsel. Opvallend is het mooie blauwe oog. De exemplaren die afkomstig zijn uit zuur water hebben diep oranje in de rug- en aarsvin. |