|
IDENTITEIT: orde: Cypriniformes; familie: Serrasalmidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1858, door Kner, in Sitzungsberichte der Kaiserlichen Akademie Wissenschaften, Wien. Mathematisch-Naturwissenschaftfiche Classe v. 32 (no. 22) |
|
SYNONIEM: Pygocentrus altus; P. ternetzi; Rooseveltiella nattereri; Serrasalmus nattereri |
|
NEDERLANDSE NAAM: echte piranha; Natterer's piranha. |
|
MAXIMALE GROOTTE: wordt tot 30 cm groot. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: het mannetje is doorgaans iets kleiner en de buikkiel is - t.o.v. de U-vorm bij het vrouwtje - meer V-vormig. |
|
HOUDBAARHEID: aquanumvis waarbij enige voorzichtigheid toch geboden is! Het is raadzaam om deze vissen niet met gekwetste handen te verzorgen of zo werkzaamheden in het aquarium uit te voeren. Het is een scholenvis die uitsluitend in een voor hen bestemd, vrij groot aquarium - in een groepje van 4 tot 6 stuks - kan gehouden worden. Een aquarium van meer dan 300 liter voor een koppeltje wordt aanbevolen. Het aquarium inrichten met een grofkiezelige bodem en enkele steengroeperingen. Het inbrengen van nieuwe exemplaren, het herinrichten van het aquarium en andere veranderingen die deze vissen ondergaan, leiden instinctmatig tot een meer agressief gedrag. |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
6,5 - 7 |
|
Totale hardheid °DH |
|
|
|
Temperatuur °C |
|
23 - 25 |
26 - 27 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Zuid-Amerika: Venezuela: Guyana: Orinoco-gebied. |
|
|
|
BIOTOOP: groot verspreidingsgebied waar ze in verschillende biotoopomstandigheden leven. |
GEVAARLIJK ! |
GEDRAG: sterke vissoort, tegen allerlei ongemakken opgewassen. Groeit vrij snel en blijkt minder gevaarlijk dan men wil doen geloven. Geven soms een vrij bange, schichtige, indruk die hen er blijkbaar toe aanzet om, in opgewonden toestand, naar alles in hun nabijheid te bijten. Deze agressiviteit, zeker t.o.v. soortgenoten, blijft een probleem en niet zelden leidt dit tot verwondingen. Deze genezen doorgaans ongelooflijk vlug. |
|
VOEDSEL: eten allerhande levend voedsel, doorgaans vis, maar het is veel diervriendelijker om ze, na gewenning, met rauwe voedselvis en hele stukken vlees - waaruit ze grote brokken weten uit te bijten - te voederen. |
|
KWEEK: vanuit Amerika en Duitsland zijn enkele geslaagde kweken bekend en ... in 1992 berichtte een Vlaamse krant dat Peter en Ilse Van de Voorde, uit de omgeving van Mechelen-Vilvoorde, er eveneens in geslaagd waren om baby-piranha's te verkrijgen. De neiging tot paaien wordt gestimuleerd door een temperatuursverhoging maar ook een rustige omgeving, vers water, volop voeding en voldoende ruimte spelen hierin een rol. Het mannetje maakt een ondiep kuiltje in de bodem waarin het vrouwtje 300 tot 400 eitjes afzet. Deze werden de dag nadien in een broedbakje - bovenaan in het aquarium geplaatst - overgebracht. Het mannetje liet zijn vaderlijke instinct werken en vertoefde voortdurend in de buurt van het broedbakje. Nog voor de eitjes uitkwamen werd uitgekeken naar gepast opfokvoer. Helaas ging het - bij gebrek aan nuttige informatie - net als bij vele gelegenheidsen/of toevalskweken, af naar wat zelfredzaamheid. Toch kreeg men meer dan 150 jongen groot en is men, uit de opfokexperimenten, tot de bevinding gekomen dat pas uitgekomen Arterma-kreettjes eerst goed moeten worden gespoeld met zuiver water, wil men het meeste succes boeken. Later kan men ze met gezeefd plankton en in stukjes gehakte borstelwormen voederen. Wanneer de jongen zo'n 1,5 tot 2 cm groot zijn beginnen ze elkaar aan te vallen. Men dient ze dan ook op grootte te selecteren en gescheiden verder op te kweken. |
|
BIJZONDERHEDEN: |