|
IDENTITEIT: orde: Perciformes; familie: Cichlidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1898, door G. A. Boulenger, als Lamprologus moorii in Proc. Zool. Soc. London 1898(3):494. |
|
SYNONIEM: Neolamprologus moorii |
|
NEDERLANDSE NAAM: |
|
MAXIMALE GROOTTE: 10 cm |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: zo goed als onmogelijk omdat de vissen geen verschil in uiterlijk tonen. Enkel bij volwassen dieren, die dan donkergrijs zijn, zijn in den regel de buikvinnen bij dominante mannetjes wat langer en zijn de rug- en aarsvin spitser uitgegroeid. |
Stenen voorzien |
HOUDBAARHEID: goed houdbaar in aquaria met een achterwand van stenen met veel holen en gaten. Beplanten met soorten die op stenen groeien, zoals Anubias en Colysis (javavaren). |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
7 - 7,5 |
7 - 7,5 |
7 - 7,5 |
Totale hardheid °DH |
8 - 12 |
8 - 15 |
8 - 15 |
Temperatuur °C |
24 - 27 |
24 - 27 |
25 - 28 |
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Afrika: Tanganyikameer |
|
|
|
BIOTOOP: hun natuurlijk verspreidingsgebied ligt in de zuidelijke helft van het Tanganyikameer, waar ze endemisch voorkomen. De soort bewoont daar de oeverzones tussen de stenen, tot op een diepte van ongeveer 3 m. |
|
GEDRAG: ze kunnen goed samen gehouden worden met niet te groot wordende Neolamprologus-soorten. De dieren zijn relatief vriendelijk, enkel tijdens de paartijd wat agressiever. Ze verdedigen hun eieren tegen mogelijke belagers. Later, als ze met de jongen rondzwemmen, zwakt deze verdediging snel en sterk af. |
|
VOEDSEL: alles wordt aanvaard, met dien verstande dat aan levend voedsel en diepvriesvoer de voorkeur wordt gegeven. Ook wat plantaardig voedsel is aan te bevelen. Muggenlarven en af en toe wat Enchytraeën staan zeker op het menu. |
Holenbroeder |
KWEEK: in een biotoopaquarium voor Tanganyika-cichliden legt Variabilichromis moorii haar eitjes af tussen smalle spleten waar alleen zij toegang toe heeft. Er worden ongeveer 100 eitjes afgezet. De jongen zijn relatief klein. Ze vertonen niet de verstopte levenswijze zoals Neolamprologus-soorten en zoals jonge Julidochromis-soorten. De verzorging van het legsel wordt bij deze holenbroeder door beide ouderdieren waargenomen. De legsels zijn relatief groot. De jongen komen na ongeveer 72 uur uit en zwemmen na een week onder toezicht van beide ouderdieren rond. De jongen kunnen direct met Artemia-naupliën gevoederd worden. |
|
BIJZONDERHEDEN: in tegenstelling tot de bijna zwart gekleurde oudere dieren, zijn de jonge vissen geel- tot oranjekleurig, ook dominante jonge dieren tonen sneller hun donkere kleur. Bij de aankoop van wildvangdieren steeds zorgen dat de pH van het aquariumwater steeds duidelijk boven het neutrale punt is. Wildvangdieren zijn zeer gevoelig voor zuur water. |