|
IDENTITEIT: orde: Atherniformes; familie: Poecilidae. |
|
EERSTBESCHRIJVING: in 1848, door J. Heckel als Xiphophorus hellerii in Sitzber. K. Ak. Wiss. Wien 1: 291 |
|
SYNONIEM: Xiphophorus jalapae, Xiphophorus rachovii |
|
NEDERLANDSE NAAM: Blanke zwaarddrager of kortweg zwaarddrager. |
|
MAXIMALE GROOTTE: Mannetje 14 cm (zonder staartverlenging). Vrouwtje 16 cm. ln het aquarium meestal kleiner. |
|
GESLACHTSONDERSCHEID: Men onderscheidt vroege en late mannetjes. Late mannetjes zijn voor hun staartontwikkeling zeer moeilijk van vrouwelijke exemplaren te onderscheiden. Vroege mannetjes kenmerken zich vrij vlug door het bezit van een gonopodium, de verlenging van het onderste deel van de staartvin, en hun kleinere gestalte. |
Eenvoudig houdbare soort |
HOUDBAARHEID: Stellen zeer weinig eisen. Uitsluitend homozygote (erfelijk zuivere) exemplaren in een goed beplant aquarium onderbrengen. Het aquarium dient voldoende ruim te zijn (min. 80 L). |
|
|
Milieu |
Aquarium |
Kweek |
Zuurtegraad pH |
|
7 - 9 |
|
Totale hardheid °DH |
|
6 - 8 |
|
Temperatuur °C |
|
20 - 25 |
|
Geleidbaarheid µS |
|
|
|
|
|
VERSPREIDING: Midden-Amerika: Zuid-Mexico, Guatemala, Honduras, Belize |
|
|
|
BIOTOOP: Leeft zowel in snel als in traag stromende rivieren
en stilstaande wateren van bergvijvers en meren, welke in de
Atlantische oceaan uitmonden. |
|
GEDRAG: Zeer vreedzame vis, die praktisch overal kan bijgezet worden. Heeft een lange levensduur en is buitengewoon
produktief. Zeer speels en levendig. Kweekprodukten, bekomen
uit kruisingen kunnen kwaadaardige gezwellen vertonen. |
|
VOEDSEL: Neemt praktisch alles |
Probleemloos |
KWEEK: Vrij eenvoudig; praktisch probleemloos. Belangrijk is het te voorkomen dat men bastaarden ol gedegenereerde exemplaren kweekt, dus een zeer strenge selectie doorvoeren. Het gedragspatroon tijdens de voortplantingsperiode kenmerkt zich door een balts, waarbij het mannetje zowel in voorwaartse als in achtervvaartse richting contact onderhoudt met het vrouwtje. Als het vrouwtje duidelijk zwaar drachtig is, haar in een dichtbeplant afzetbakje overbrengen. Het water mag niet te zacht zijn. Het jongenaantal per worp, dat tot 250 stuks kan oplopen, is afhankelijk van de grootte van het overgebrachte vrouwtje. Na het afzetten het vrouwtje uitvangen. De jongen voeden met fijngezeefde watervlooien, Artemia-naupliën en fijngewreven droogvoer. De geslachten zo vlug mogelijk scheiden tot ze volgroeid zijn. |
|
BIJZONDERHEDEN: Met deze soort werd reeds veel aan selectiekweek ("veredeling") gedaan. Zo werden reeds meer dan 30 kweekvormen verkregen. Eveneens zijn er drie natuurlijke ondersoorten bekend, nl. Xiphophorus hellerii alvarezi, Xiphophorus hellerii guentheri en Xiphophorus hellerii strigatus. Bijzonder is nog, dat sommige kweekvormen een voor de copulatie onbruikbaar, bijzonder lang gonopodium bezitten. Veelal is dit bij lierstaartvariëteiten het geval. |